De Hollandse tabaksdoos

Auteur:
Don Duco

Jaar van uitgave:
2012

Uitgever:
Stichting Pijpenkabinet

Beschrijving:
Algemene inleiding in de Hollandse tabaksdoos van messing en roodkoper met een slotwoord over tabaksdozen van alternatieve materialen.

Dit artikel schetst de ontwikkeling van de Hollandse tabaksdoos van messing of koper vanaf het ontstaan tot aan het verdwijnen. De hoofdtekst fungeert als algemene inleiding op deze specifieke tabaksdoos. Naast de geschiedenis en de vervaardigingswijze gaat het in op de verschillende doosvormen om de typologie van de doos duidelijk te maken en de chronologie te duiden. Uiteraard komen ook de voorstellingen aan bod, inclusief de wijze van uitvoeren. Het nawoord plaatst de Hollandse koperen doos naast tabaksdozen van alternatieve materialen. In de bijlagen worden de dozen uit de collectie van het Pijpenkabinet voorgesteld en nader besproken. Daar gaat het vooral om de specifieke kenmerken van de verschillende exemplaren, waardoor die paragraaf zeer uiteenlopend van opzet is.

Bij het schrijven hiervan heb ik gebruik gemaakt van de beschikbare literatuur. Die blijkt buitengewoon beperkt. De eerste studie verscheen in 1912 als catalogus bij een tentoonstelling in Den Haag.[1] Verder bestaan enkele meer grondige publicaties, zoals die over de Holmdozen [2] en de producten uit Iserlohn [3]. Met dit artikel worden de algemene kenmerken van de Hollandse tabaksdoos volgens de recentste inzichten gepresenteerd en wordt deze specifieke doossoort in breder verband geplaatst. Daarmee laat dit epistel enkele algemene maar onjuiste gedachten achter zich en trekt een nieuw spoor. Voor een ieder die zich nader in de Hollandse tabaksdoos wil verdiepen kan dit artikel dus het uitgangspunt zijn.

Algemeen

Voor de roker is de tabaksdoos eeuwenlang een praktisch maar vooral populair gebruiksartikel geweest. De tabaksdoos diende ervoor de tabak vers te houden, stofvrij op te bergen en het voorkwam vooral verkruiming. Voor de tabaksdoos kunnen allerlei materialen gebruikt worden. Messing ook wel aangeduid als geelkoper is het meest algemeen. Daarnaast is roodkoper als variant gebruikt en in talloze gevallen werden beide metalen gecombineerd. Ook andere metalen zijn gebruikt naast organische materialen doorgaans in een vatting gemonteerd. Het formaat van de tabaksdoos stemde overeen met de prijs en het consumptiepatroon van de tabak. De doosvorm hield een nauwe relatie met de mode van dat moment en was vaak zelfs gerelateerd aan de kleding waarop deze werd gedragen of waarin deze werd opgeborgen. Hoewel geboren als gebruiksvoorwerp vervult de tabaksdoos al gauw een rol als statusartikel. De decoratie sluit aan bij de belevingswereld van de gebruiker en die draagt daarmee zijn persoonlijke identiteit uit.

Het is onduidelijk hoe de eerste tabaksdozen er uit hebben gezien en er bestaat zeker niet zoiets als een oertabaksdoos. Duidelijk is wel dat het aanvankelijk om kleine doosjes moet hebben gegaan, uiteindelijk was de tabak in het begin uiterst kostbaar zodat goed bewaren een eerste noodzaak was. De oudste vermelding van een tabaksdoos stamt uit 1607 en spreekt van een klein ivoren doosje [4]. Naast dit materiaal kan men ook schildpad, hoorn of metaal gebruikt hebben. Voor de productie op grote schaal is messing ofwel geelkoper het meest voor de hand liggend. Dergelijke doosjes kunnen door een koperslager zijn gehamerd of gesoldeerd zijn uit messingplaat, in beperkte gevallen zijn zij door een geelgieter gegoten. Vaak worden gecombineerde technieken toegepast. Dozen van andere materialen blijven overigens als variant in gebruik.

Het is zeker dat de tabaksdoos in de jaren 1630 een gangbaar artikel wordt omdat het roken dan is ingeburgerd. Geleidelijk gaat zij tot de standaarduitzet van de roker behoren. Vrijwel iedere Hollander rookte pijp en gebruikte een tabaksdoos voor het opbergen van zijn tabak. Die gewoonte moet buitenlanders zijn opgevallen vooral omdat het tabaksgebruik elders beduidend minder algemeen was. Niet verwonderlijk dus dat de Hollanders daarom door de Duitsers wel Dosentrager werden genoemd [5]. Vanaf 1650 is de ontwikkeling van de tabaksdoos goed te volgen en per periode te duiden.

In de antiekhandel worden veel vroege Hollandse tabaksdozen vanwege hun kleine formaat met een inhoud van minder dan een deciliter wel als snuifdoos aangeprezen, hetgeen onjuist is [6]. Een kenmerk van deze vroege dozen is het voorkomen van een pijpenstopper aan de binnenzijde van de doos. Die pijpenstopper heeft voor een gebruiker van snuiftabak geen nut. Daarnaast is de snuifdoos doorgaans in kostbaardere materialen uitgevoerd en maakt een eigen ontwikkeling door. Tenslotte werd het gebruik van snuiftabak pas aan het eind van de zeventiende eeuw algemeen. Voornaamste kenmerk van de snuifdoos is uiteraard een bescheiden inhoud, kerf- of krultabak neemt nu eenmaal veel meer plaats in dan tot poeder gemalen geparfumeerde tabak. Van sommige achttiende eeuwse in miniatuurformaat uitgevoerde tabaksdozen is de speculatie of zij voor snuiftabak dienden misschien logischer, doch ook hier lijkt kerftabak eerder juist.

In het eerste kwart van de achttiende eeuw krijgt de tabaksdoos nog sterker een standaardformaat en een vast voorkomen. De productie is seriematig en gebeurt in talloze plaatsen door gespecialiseerde lieden. Naast de sterk gestandaardiseerde tabaksdoos bestaat er de uitzonderlijke miniatuur en het grote formaat dat vooral als pronkgoed dienst deed. Ten opzichte van de gewone gebruiksdozen zijn deze atypische dozen percentueel ruim bewaard gebleven.

Technieken

Als materiaal voor de tabaksdoos is koper of messing het meest algemeen geweest. Voor een juist begrip is het goed te weten dat de natuurlijke kleur van de kopererts roodachtig is. Producten hiervan gemaakt duiden we aan met roodkoper. Door toevoeging van nikkel krijgt de legering een gelige tint, die messing wordt genoemd, in de algemene omgang vaak met geelkoper aangeduid. Bij sommige luxere dozen zijn beide materialen gebruikt. Die keuze zorgt niet alleen voor een aangename afwisseling maar doorbrak ook het seriematige aspect waarin de tabaksdozen werden gemaakt.

Drie technieken zijn mogelijk om een tabaksdoos te maken: het knippen en hameren is de meest oorspronkelijke, het stansen en walsen is een meer seriematige werkwijze. In beide gevallen wordt gebruik gemaakt van machinaal geplet plaatmateriaal. Als derde behoort ook het gieten van een tabaksdoos tot de mogelijkheden. Tenslotte kan iedere doos worden afgewerkt door deze te graveren. In veel gevallen is sprake van een combinatie van technieken uitgevoerd door verschillende vaklieden.

De scharnier van de doos maakt een eigen ontwikkeling door. Deze begint met een simpele enkelkakige scharnier en dat blijft tot 1680 zo. Dergelijke kleine scharnieren duiden we aan met nokscharnier en zijn soms met de doos meegegoten, in de meeste gevallen echter in de vorm van plaatjes opgesoldeerd. In de achttiende eeuw verandert de vorm van de doos en neemt de lengte toe waardoor een twee of driekakige scharnier gebruikelijk wordt. De verbinding tussen doos en deksel wordt daarmee stabieler. Aanvankelijk bestaat de scharnier uit opgesoldeerde plaatjes, zowel aan de doos als aan de deksel bevestigd. Wanneer de productie van tabaksdozen groeit, perfectioneert zich de techniek. Dan wordt de scharnier vanuit de dooswand en het deksel gebogen. Een ijzeren pin houdt de scharnierkaken samen. Het buigen van de scharnierhuls was een secuur werkje waarvoor een speciale handigheid vereist was.

De sluiting van de doos kan op twee manieren gebeuren. Het meest algemeen is de overkragende dekselrand die op de doos klemt en die garant staat voor goed sluiten. Dergelijke randen werden met behulp van een flens mechanisch gemaakt (vgl. cat. 6). De dozenmaker zag er op toe dat de deksel altijd nauw sloot. Bij de vroege dozen is sprake van een volledig vlak deksel en dan werd er vaak gebruik gemaakt van een éénkakige scharnier die overigens weinig stabiel is zodat een haakje aan de keerzijde van het deksel geen overbodige luxe was (vgl. cat. 5).[7]

Het merendeel van de Hollandse tabaksdozen is van graveringen voorzien, want voor gladde dozen schijnt nauwelijks belangstelling te hebben bestaan. De afbeeldingen worden met burijnen gestoken. Bij de duurdere tabaksdozen uit de achttiende eeuw zien we daarbij nog een bijzondere decoratietechniek wel aangeduid met de ongelukkige term Damascener werk [8]. Daarbij worden roodkoper en messing afgewisseld als een soort inlegwerk (vgl. cat. 14). Vaak volgen deze inzetten de voorstelling op de doos. Het is nog onduidelijk of twee dozen werden gecombineerd zoals ook met Boulle werk het geval is, of dat de inzetten gemaakt werden wanneer het decoratiepatroon bekend was. In ieder geval veronderstelt deze techniek een nauwe samenwerking tussen de dozenmaker en de graveur.

Bij de beoordeling van tabaksdozen is het van belang te weten dat het maken van tabaksdozen een gespecialiseerd beroep was en dat er binnen die beroepsgroep ook weer allerlei specialisaties waren. De doosmaker was doorgaans de man die het koperplaat knipte, vormde en soldeerde. Wanneer van plaatwerk werd uitgegaan, is de beroepsaanduiding koperslager van toepassing. In andere gevallen is de doos gegoten en dan is de geelgieter de maker. De graveur legde zich toe op het graveren van de buitenzijde. Daarbij is rust een voorwaarde en dat liet zich slecht combineren met de kracht nodig bij het knippen van het plaatmateriaal, het flensen van koperplaat of het solderen en polijsten van de dozen. Het is vooralsnog onduidelijk of deze lieden samen een werkplaats hadden of dat de graveur gladde dozen inkocht en deze decoreerde dan wel op verzoek van de dozenmaker producten graveerde.

De doosvormen

Een belangrijke factor bij het determineren van tabaksdozen is de vorm van de doos. Deze vertoont duidelijke hoofdvormen die aansluiten bij de mode en status, de toegepaste techniek, de consumptie van de tabak en de wijze van gebruik van de doos. Bij de vroegste dozen zien we naast elkaar twee functies. Zij werden thuis op tafel gebruikt, zijn doorgaans iets zwaarder uitgevoerd en kunnen stabiel staan. Andere exemplaren werden juist op de kleding gedragen waar zij met een ketting met ceintuurhaak te pronk hingen. Die dozen hebben een draagoog en zijn doorgaans lichter. Voor dit laatste doel geniet de bolle ovaalvorm aanvankelijk de voorkeur. Tegen het eind van de zeventiende eeuw wordt de tabaksdoos meer een artikel om in de zak van een jak of broek mee te nemen. De vorm verandert en deze wordt vlakker terwijl het formaat door toegenomen tabaksconsumptie groter wordt. In zeldzame gevallen wordt de doos dan nog als pronkvoorwerp aan de gordel gedragen.

Uitgaande van de techniek kunnen we bij de Hollandse tabaksdozen twee hoofdtypen onderscheiden. Doorgaans vroeg van datering is de gegoten doos die in een mal met behulp van vloeibare messing werd gemaakt (vgl. cat. 3-5). Het tweede type is de plaatkoperen doos, die beduidend lichter is en een geweldige populariteit krijgt (vgl. cat. 10 e.v.). Dit is de doos die vooral bekend is om zijn graveerwerk. De afgeleide soort is de gestanste doos, eveneens van plaatkoper gemaakt, maar in een tafelwals in reliëf gedrukt. De gegoten en de plaatmetalen dozen kennen ieder een eigen vormgeving waarbij de gegoten doos doorgaans compact is terwijl de plaatkoperen doos de grootste variatie kent. In de doosvorm onderscheiden we qua periodisering verschillende fasen die elkaar deels overlappen en dat laatste houdt uiteraard verband met de traditionele gebruikswaarde van het artikel. Na een periode van eenlingen of exemplaren in kleine serie gemaakt, zien we een eerste standaardisering in de ovaalvormen en de achtkante dozen. Wat betreft de datering lopen zij tot 1680 door. Zij worden gevolgd door de lensvormige dozen, die minder algemeen zijn geweest. Tenslotte ontstaan rond 1700 de plattere ovale exemplaren die in serie gemaakt zijn. De bloei van de Hollandse tabaksdoos, de periode waarin deze en masse wordt gemaakt, is vooral op de langwerpige doos uitgeleefd, kenmerkend voor de achttiende eeuw. Het tijdperk van het verval wordt gekenmerkt door gepunte ovale dozen en vooral door rechthoekige vlakke exemplaren. In het tweede kwart van de negentiende eeuw neemt de productie sterk af al loopt deze incidenteel nog tot in het begin van de twintigste eeuw door.

Qua vormindeling kunnen we de volgende hoofdtypen onderscheiden.

 

omschrijving

cat. nrs. periode
1. Eenlingen en vroege vormen 1-2 1600-1630
  veelhoekig 3-5 1640-1670
  eivorm of ovaalvorm 6-7 1640-1710
2. Lensvormig en platte ovaalvorm 8-9 1660-1730 [9]
3. Gedrukte bodem- en dekselranden    
  ovaalvorm met gedrukte randen 10-12 1710-1760 [10]
  gedrukt deksel met accoladevormige einden [11]   13 1730-1760 [12]
  langgerekt met gedrukte randen 14-15 1740-1760 [13]
4. Langwerpige dozen    
  met ronde einden 16-18 1710-1840
  met afgeschuinde hoeken 19 1770-1790 [14]
  langwerpig met gepunte einden 28 1780-1820
5. Rechthoekig en vlak    
  met geflensde randen 29 1780-1820
  met gladde randen   1800-1830

 

1. Eenlingen en vroege vormen

In de eerste periode van de tabaksdoos, zo tot 1640, is nog niet van standaardisatie en van grootschalige productie sprake. Niet verwonderlijk dat de vorm en de techniek ervan sterk varieert. Dat zien we bij de hierbij afgebeelde prachtige doos (cat. 1) die als vroegste tabaksdoos wordt beschouwd. Deze bijzondere doos heeft een langwerpig grondplat met afgeschuinde hoeken waarop acht opgaande zijden staan, afgesloten door een licht gebold eveneens gefacetteerd deksel met eenvoudige enkelkakige scharnier. Aan de binnenzijde van de doos bevindt zich op de scharnier een stoppertje om de pijpenkop gemakkelijk te kunnen vullen. Deze stoppertjes of stampertjes zijn een kenmerk voor de vroege tabaksdozen. De buitenzijde van deze tabaksdoos is van verdiepte velden voorzien in een geometrisch patroon, die met vier kleuren email zijn opgevuld. Hoewel het zeer waarschijnlijk is dat dit doosje in meervoud werd gemaakt, is het onderhavige exemplaar het enige dat bekend is. De datering moet rond 1620 liggen.

Een tweede voorbeeld van een vroege doos (cat. 2) benadert sterker de Hollandse koperen doos. Hier zijn de bodem en de opstaande wand van plaatmessing gemaakt, de staande zijde is zelfs in reliëf versierd met een gedrukt motief met slingerende rank aan beide einden afgesloten met een dierenkop. Het deksel is eveneens van een voorstelling in reliëf voorzien, echter dit is niet geforceerd maar gegoten zodat van sterkere hoogteverschillen sprake kan zijn. Als thema is het offer van Abraham afgebeeld, toegelicht door een opschrift. De vroege datering wordt niet alleen door het kleine formaat bevestigd maar ook door het bekende pijpenstopperje aan de binnenzijde van de doos, aangehecht op de plaats van het scharnier. Gezien de gestanste rand is hier zeker sprake van seriematige productie.

Veelhoekig
De eerste seriematig geproduceerde Hollandse tabaksdozen zijn gegoten. In tegenstelling tot de meeste andere dozen zijn deze dus niet uit plaatmetaal gehamerd maar met vloeibare messing in een vorm afgegoten en zij behoren daardoor tot een specifieke categorie (cat. 3-5). Dankzij het gieten kon deze doos een geraffineerde vorm krijgen waaraan vaak een octagonaal ten grondslag ligt. Het sluitend maken van het deksel gebeurde in die periode nog met een sluithaak die ter vergrendeling in een oogje schoof. Gezien de dikte van het messing van de doos lijkt dit eerder een voorwerp voor gebruik thuis, al wijzen slijtagesporen op het meedragen in een broek of jaszak. Ook het geregeld voorkomen van eigenaarsinitialen duidt op gebruik elders, bijvoorbeeld in de tabagie.

Dat dit een luxe artikel was wordt bewezen door de tamelijk elitaire onderwerpen die op deze dozen zijn uitgebeeld die dikwijls een politiek engagement tonen. Zo is een doos met het jaartal 1631 opgedragen aan de Zweedse koning Gustaaf Adolf II (cat. 3). Toch is het meer waarschijnlijk dat de productie van dergelijke dozen pas rond 1650 is gestart. Dat is gebaseerd op het vrij algemeen voorkomen van het borstbeeld van de Oranjestadhouder prins Willem III als vijfjarige knaap, ontleend aan een plaquettepenning uitgevoerd door Pieter van Abeele in 1654 (cat. 4). Deze dozen werden tussen 1655 en 1670 in omloop gebracht. Op de bodem wordt vaker een gekroonde naar links gaande leeuw afgebeeld met zwaard en pijlenbundel, geplaatst tegen een fond met acanthusbladeren. Andere voorbeelden laten op de deksel de Oranjeprins te paard zien en zijn mogelijk nog iets later van datum. Merkwaardig aan de gegoten dozen is dat de zogenaamde prentdozen om de gietmal te drukken lang in gebruik zijn gebleven, zelfs tot op een moment waarop het reliëfwerk al tot een ontoelaatbaar niveau afgezwakt was. Een tabaksdoosje afkomstig uit een in 1667 gezonken schip dat ongebruikt als lading vervoerd werd, bewijst niet alleen de lange productieperiode maar ook de slijtage van de matrijs (cat. 5).

Naast de betrekkelijk algemene veelhoekige doos bestaan er soortgelijke gegoten dozen met een meer eenvoudige vorm waarbij men de opstaande wanden niet facetteerde maar ovaalvormig maakte [15]. Dit type vertoont grote gelijkenis met de later zeer gangbare eivormige tabaksdoos. Een algemeen probleem bij de productie van gegoten dozen was dat bij het gieten gemakkelijk een overmaat aan gietgallen kon ontstaan. Talloze gietlingen zullen onmiddellijk in de smeltkroes teruggegaan zijn, bij andere exemplaren werden de luchtbellen met staafmessing dichtgeslagen. Naast de reliëfdozen zijn ook gladde exemplaren gemaakt die soms van een gravering werden voorzien. Een gladde doos had een chiquere uitstraling dan de exemplaren met de soms brokkelige meegegoten voorstellingen. Het is zeer waarschijnlijk dat de gegoten dozen met reliëfs in Amsterdam werden gemaakt en minstens twintig jaar leverbaar zijn geweest.

Eivorm of ovaalvorm
Een veelvoorkomend model tabaksdoos met een volstrekt logische vorm is de ovale doos met bol deksel en doorgaans bolle bodem. Verzamelaars hanteren de wat onelegante aanduiding van eitje. De exemplaren in messing zijn kenmerkend voor de koperslager, die op een snelle en eenvoudige wijze een tabaksdoos kon maken (cat. 6). Overigens is bij de vervaardiging sprake van verschillende handelingen: het plaatwerk dat gehamerd wordt naast het solderen van de onderdelen. Het gietwerk voor het massieve pijpenstoppertje werd zonder twijfel door een geelgieter verricht. Tenslotte was er het graveren van de buitenzijde. Onduidelijk blijft of de man die het koper sloeg ook degene was die de graveringen aanbracht. De veelal primitieve, weinig gedetailleerde voorstellingen pleiten daar soms wel voor. Na 1680 wordt de decoratie uitgebreider van opzet en gedetailleerder van uitvoering en gaat het zeker om twee verschillende ambachtslieden.

Vernuftig aan deze dozen is het sluitsysteem. Met een enkelvoudige scharnier sloot het gebolde deksel over de ovale doos en klemde zich dankzij de brede sluitrand vast. De scharnier zit doorgaans aan de korte zijde, later soms wel aan de lange. Op deze scharnierplaat is ook het pijpenstoppertje geplaatst, waar de scharnierplaat extra stevigheid toe bood. In een zeldzaam geval is deze pijpenstopper ergens aan de doosrand bevestigd. Talloze van dergelijke dozen hebben aan het scharnier aan de buitenzijde een ring of oog waarmee de doos aan de ceintuur gehangen kon worden. Dat betreft vooral de mooiere dozen die naast een gebruiksdoel ook een pronkfunctie hadden. De bolle vorm maakt deze dozen voor het hangen op de kleding geschikter dan voor het wegsteken ertussen.

Het eivormige doostype is vooral bekend in schildpad waarbij de rugschilden van deze dieren de bodem en het deksel vormen, gevat in een zilveren of messing montering (afb. 1-3)[16]. De vorm is dus identiek maar de uitwerking in exclusieve materialen maakt deze dozen uiteraard meer bijzonder en qua aanschafprijs zeker duurder. Gezien het materiaal behoren zij niet tot de traditionele Hollandse koperen tabaksdozen al heeft ironische genoeg de vorm daarmee wel een nauwe relatie. Zij komen in de paragraaf concurrerende materialen nog ter sprake.

Een variant op de ovaalvorm heeft een kantig grondplan doordat rechte zijkanten met afgeschuinde hoeken zijn toegepast (cat. 7). Dergelijke dozen zijn lastiger te maken en dus maar een korte periode in productie geweest. In de Noord-Nederlandse provincies worden deze geleverd met de opsmuk van gezaagde motieven en kleine ringetjes. Hartjes op de doosrand wekken de indruk dat het om een huwelijksgeschenk gaat. Een mooi voorbeeld van twee identieke dozen in verschillende materialen geven eenzelfde uiterlijk te zien, al is in het ene geval de doos volledig van metaal terwijl in het andere geval de bodem en het deksel met gedrukt walvisbalein zijn ingevuld (afb. 4). Toevallig hebben deze dozen qua vorm weer een sterke relatie met de gegoten tabaksdozen uit Amsterdam.

2. Lensvormig en platte ovaalvorm

Weinig algemeen en eerder een overgangstype is de lensvormige tabaksdoos met een ronde basisvorm en licht gebolde bodem en deksel (cat. 8). Aan die lichte bolling ontleent deze doosvorm zijn naam. Zij zijn uit gewalst koperplaat gehamerd en die wijze van vervaardigen zien we vaak aan de binnenzijde terug door de moeten van de drijfhamer. Soms is het deksel aan de binnenkant afgedraaid om mooier vlak te lijken, voor de bodem en de zijkanten was die extra handeling minder nodig omdat de tabak die delen toch bedekte.

Voor deze dozen zijn verschillende sluitsystemen uitgedacht hetgeen nodig was omdat de klemrand ontbrak. Sommige dozen laten tegenover de scharnier een nokje zien dat tegen de doosrand klemt, in andere gevallen is een soort knopje op de deksel aangebracht. Een aantal van deze dozen behoort tot de zogenaamde knijpdozen: zij springen open wanneer je de zijkanten in de vuist samen klemt. Het geheim van dit systeem zit in het gebruik van een zogenaamde levende scharnier, die met behulp van een veer spanning op het deksel houdt en er voor zorgt dat het deksel opwipt zodra de sluitpen door het samenknijpen van de doos vrijkomt. Een praktische oplossing voor het goed sluitend maken bood een geheim slot, dat met een palletje sloot (vgl. cat. 8).

Qua koperslagerswerk is bij de lensvormige doos sprake van een knap stukje vakmanschap. Met zijn gebogen opgaande wanden die naadloos uit de bodem voortkomen is een dergelijk voorwerp niet eenvoudig te maken en vraagt bij het slaan van het messingplaat veel routine. Dat dit type doos niet lang in gebruik blijft, is dus niet verwonderlijk, want het vervaardigen ervan was behoorlijk tijdsintensief.

Van de lensvormige doos bestaan talloze vormvarianten die lopen van klein en afgeplat naar kloeker met een grotere hoogte en beduidend boller. Zij worden tussen 1680 en 1710 gemaakt en zijn de variant op de veel frequenter voorkomende eivorm die dan overigens ook nog gangbaar is. Na de eivormige en lensvormige dozen ontstaan bijna een eeuw lang dozen met een vlakke boven- en onderzijde. Een overgangsvorm naar deze vlakke tabaksdoos is een ovaalvormige tabaksdoos waarvan de lensvormige deksels zijn afgevlakt (cat. 9). Hier is weer sprake van een simpele doosvorm die sluit met een deksel met klemrand. Uiteraard was het solderen van een doos uit plaatmateriaal stukken eenvoudiger dan het hameren. Het afgebeelde exemplaar is bijzonder en getuigt van grotere luxe door het reliëfwerk aan de buitenzijde maar vooral vanwege het voorkomen van meerdere deksels met graveringen aan de binnenzijde. Overigens gaat het ook hier om een serieproduct [17].

Een bescheiden doos die nog een geringe inhoud heeft maar met een specifiek silhouet is ovaal van vorm met een vlakke bodem en eveneens vlak deksel (cat. 10). De vroegste ovaalvormige dozen kenmerken zich door de lage opstaande wand, waardoor de inhoud van de doos nog gelijk is aan de lensvormige voorganger. Geleidelijk neemt de hoogte van de doos toe om meer tabak te kunnen bevatten. De scharnier is aan de lange zijde aangebracht en is minimaal tweekakig. Met de bredere scharnier en de overkragende dekselrand is veel aan stevigheid gewonnen. Bovendien is de vervaardiging eenvoudig: de rechte wanden hoeven alleen maar gebogen te worden en in de bodem te worden gesoldeerd. De vroege datering van dit doostype wordt vooral bewezen door de teksten in een handschrift dat nog kenmerken vertoont van het zeventiende eeuwse schrift met de zogenaamde hoge letter E. Dit doostype wordt vervangen door exemplaren met gedrukte randen.

3. Gedrukte bodem- en dekselranden

Kenmerkend voor deze groep tabaksdozen is niet zozeer een grondvorm als wel een techniek waarbij de bodem en het deksel voorzien worden van gedrukte geprofileerde randen. Bij het vorige doostype werden de randen van bodem en deksel al mechanisch geflenst. Door deze techniek verder uit te werken ontstaan dekselranden die niet langer enkelvoudig zijn, maar gedrukt worden met behulp van een speciale mal waarmee een aantrekkelijk geprofileerde lijst ontstaat. Dankzij deze profielrand is de doos buitengewoon stevig en krijgt bovendien een heel specifiek silhouet. De afgeronde randen maken het wegsteken in de zak van de kleding bovendien gemakkelijk al worden de vroegste exemplaren nog dikwijls voor de pronk met een ketting aan de gordel gedragen. Doorgaans zijn bodem en deksel uit één stuk plaatmateriaal gedrukt, in zeldzame gevallen worden de vlakke deksel- en bodemplaat in de gestanste ring gesoldeerd.

In dezelfde tijd wordt ook de inhoud van de tabaksdoos drastisch groter. Enerzijds omdat met een krulsnede de tabak losser wordt, anderzijds omdat de tabaksconsumptie tussen 1720 en 1740 fors toeneemt. Duidelijk is dat de koperslager met dit doostype de massaproductie inslaat. Bij het vervaardigen wordt met gestandaardiseerd messingplaat gewerkt, dat wordt geknipt, geflensd en vervolgens in elkaar wordt gesoldeerd. De arbeidsintensieve handeling van het hameren, dat vroegere doostypen kenmerkte, verdwijnt definitief. Het graveren volgt als de doos voltooid is en wordt door een gespecialiseerde vakman verricht. Deksel en bodem zijn bij uitstek geschikt voor een echte voorstelling, al dan niet verhalend. De randen krijgen doorgaans een drukke ornamentiek met repeterend karakter.

Ovaalvorm met gedrukte randen
De meest bekende doosvorm met de gedrukte randen is de ovaalvorm. Het gaat om een doos met vlakke bodem en deksel met een ovale vorm. De stevigheid ontleent deze doos aan de gedrukte randen. Dit type doos heeft een lange looptijd gehad en de datering blijkt doorgaans niet uit de vorm die generaties ongewijzigd blijft maar uit de wijze van gravering samen met het onderwerp van de voorstelling. Zij zijn als luxe overgegraveerde doos ontstaan met verhalende scènes op beide platten en zakken af tot een volks artikel met een haastig aangebrachte voorstelling in grote series gemaakt. Hoewel deze doos een belangrijke stap is in de ontwikkeling van de tabaksdoos, bestaat zij nauwelijks in enige variatie. De ovaalvorm kenmerkt zich door onveranderlijkheid behalve dan door het gemelde geleidelijk afzakken van de detaillering in de decoratie. Daarmee zijn zij een prachtig voorbeeld van het veralgemeniseren van een gebruiksvoorwerp dat na verkoop onder elitaire gebruikers al snel wordt afgezet bij een minder draagkrachtige doelgroep.

Een variant van luxere aard is bijvoorbeeld een doos uitgevoerd in roodkoper met in deksel en bodem inlegwerk in zilver (cat. 13). Bij deze doos is het overgedecoreerde verruild voor een voorname eenvoud met subtiel maar bescheiden graveerwerk. Een andere curiositeit is een zelfde doosvorm uitgevoerd in miniatuur (cat. 12). Dergelijke kleine doosjes worden vaak als snuifdoos beschreven maar in werkelijkheid gaat het om een doos voor verfijnde soorten kerftabak, gerookt bij kleine hoeveelheden in speciale pijpjes met de kleine ketel.

Gedrukt deksel met accoladevormige einden
Aan deze bijzondere doosvorm ligt in technisch opzicht geen verandering ten grondslag vergeleken bij het vorige type. Wel heeft deze variant een chiquere uitstraling. De grondvorm van de tabaksdoos is van ovaalvorm nu langgerekt geworden met een vlakke bodem en deksel, zij het dat aan de kopse einden een onverwachte dubbele ronding is aangebracht aangeduid met ojief (cat. 14)[18]. Vooral aantrekkelijk is de geflensde profielrand die getuigt van een knap stukje vakmanschap. De bijzondere uitvoering wordt hier bevestigd doordat deze doos vaker dan gemiddeld in twee kleuren koper is gemaakt, het rood wordt afgewisseld met enkele inzetten in messing. De bewerkelijke vorm en de luxe van twee metaalsoorten maken dat doorgaans ook een arbeidsintensievere gravering is toegepast. Toch betreft het vaak werk in grote series hetgeen altijd ten koste van de verfijning gaat.

Langgerekt met gedrukte randen
De minst opvallende doos in de serie met gedrukte randen is volledig rechthoekig met rechtopgaande zijkanten en een geprofileerd deksel en bodem. Toch is deze doosvorm een schaarse variant op de twee vorige doostypen met geflenste randen. Ook deze doos is sterk van vorm en slijtvast en dus duurzaam in het gebruik. De gravering is doorgaans gedetailleerd en dat sluit aan bij de vroege datering maar onderstreept ook de exclusiviteit van dit doostype. Vermoedelijk is deze doosvorm nooit echt populair geworden omdat zij vanwege de rechte hoeken minder vloeiend in de broekzak verdween. Niet verwonderlijk dat veel onderwerpen aan de elitaire kant zijn en eerder een praatstukje zijn bewaard in de vitrinekast dan een gebruiksartikel. Het afgebeelde voorbeeld (cat. 15) toont de wapens van de Zeven Provinciën en is een verhuld symbool voor de Orangist. Het gegeven dat de volkse tegenhanger van deze doos ontbreekt is een bewijs voor de beperkte populariteit en relatief korte periode van productie.

De grotere luxe van de langgerekte doos met hoekige profielranden blijkt ook uit de speciale dozen met schuifjes die in dezelfde periode werden gemaakt, de zogenaamde Boîtes à Surprise [19]. Soms zijn deksel en bodem gedoubleerd met een enkele schuif waarachter een voorstelling zichtbaar word, in andere gevallen is sprake van tweemaal twee schuifjes (cat. 16). Dat achter deze klepjes dikwijls verboden scènes zichtbaar zijn, zal niemand verbazen. Aan de binnenzijde van de doos is soms nog zaagwerk tegen een stoffen achtergrond aangebracht.

4. Langwerpige dozen

De meest courante zaktabaksdoos is de langwerpige doos, meestal vrij smal en zeker lang met doorgaans afgeronde uiteinden. In de wandel worden deze vaak met platte dozen aangeduid, alhoewel veel exemplaren niet plat zijn en zelfs een behoorlijke hoogte kunnen hebben (vgl. cat. 17). Bodem en deksel zijn volledig vlak maar hebben wel geflensde mechanisch geforceerde randen. Soms zijn deze randen langs de buitenzijde van concentrische groeven of ingegraveerde lijnen voorzien. Dat heeft een technische reden: de geflensde rand is vaak wat oneffen van vorm en het pletten en polijsten vraagt meer tijd dan het aanbrengen van een enkele of dubbele bies. Luxere voorbeelden hebben een licht afgeschuinde deksel en bodem (vgl. cat. 20) waardoor deze wat gemakkelijker in de broekzak glijdt. Langwerpige tabaksdozen zijn het gemakkelijkst te fabriceren.

De vormvariatie van de langwerpige dozen is ondanks het eenvoudige voorkomen groot. Zo wijzigen de verhoudingen per periode en lopen sterk uiteen. Globaal genomen loopt de vormontwikkeling van de lage langgerekte naar de wat bredere en hogere dozen. Atypisch zijn dozen die laag en breed zijn maar weinig lengte hebben. Helaas is het niet mogelijk de maatverhoudingen tot een dateringtabel uit te werken. Het modegevoel is niet voldoende aantoonbaar terwijl de looptijd van de meeste soorten lang is. Qua datering geldt hier de algemene regel dat de kleinere, vlakke dozen gemiddeld vroeger zijn. In de loop van de achttiende eeuw wordt de doos hoger. De kloeke, grotere exemplaren zijn dus doorgaans recenter dan de kleinere al bestaan er veel uitzonderingen. Naast de ronde einden, die van flauw tot bijna halfrond variëren, zijn er afwijkende vormen met als extremen afgeschuinde en puntige.

Ook de gravering van de langwerpige dozen loopt sterk uiteen, zowel in uitvoering als in onderwerp. Soms is een knappe, vakbekwame graveur aan het werk geweest en zien we elitaire onderwerpen die prachtig gedetailleerd zijn uitgewerkt. Dergelijke graveurs werkten vooral in zilver en voorbeelden van zilveren tabaksdozen in dezelfde stijl zijn ook bekend [20]. In andere gevallen is van een eenvoudige gravering binnen een voor de hand liggend concept sprake. Hoewel de langwerpige doos de meest gangbare vorm is voor de Hollandse achttiende eeuwse tabaksdooswerk is deze ook kenmerkend voor de Duitse plaats Iserlohn waar massaproductie van tabaksdozen kort na het midden van de achttiende eeuw startte. Daar is echter schaars graveerwerk toegepast doch is de decoratie doorgaans gedrukt met behulp van stalen matrijzen die reliëfwerk opleveren.

Met ronde einden
Qua type is de langwerpige tabaksdoos met de ronde einden het meest algemeen. Doorgaans is hier geen sprake van en halve cirkelvorm, maar zijn de rondingen licht gedrukt waardoor de doosvorm een optimale spanning krijgt. Uiteraard heeft de boogvorm een relatie met de verhoudingen van de doos, zowel qua dikte als qua breedte. In de doosvorm met de ronde einden zien we nauwelijks een ontwikkeling. Zij zijn vanaf het begin van de achttiende eeuw gemaakt en blijven tot aan het eind van die eeuw algemeen in omloop. Wel lijkt er sprake van een bloeiperiode tussen 1750 en 1770, wanneer de doos met de gedrukte bodem- en dekselranden op zijn retour is. Na 1770 gaat de belangstelling uit naar andere doosvormen.

Met afgeschuinde hoeken
Uit de zaktabaksdoos met de afgeronde einden ontstaat een strakke variant met afgeschuinde hoeken, die goed aansluit bij de Lodewijk XVI-stijl. Zij komt rond 1770 in zwang en verdwijnt in de jaren 1790 weer. Doorgaans zijn deze dozen wat kloeker van formaat en dat stemt overeen met de toegenomen tabaksconsumptie in dezelfde periode. Qua vorm zijn de hoekige uiteinden lastiger te maken dan de meer vloeiende ronde, terwijl ook het pas maken van bodem en deksel extra vakmanschap vragen. Opvallend is verder dat de dozen met afgeschuinde hoeken doorgaans intensiever gegraveerd zijn. De sterk geometrische vorm komt zelfs terug in het ornamentwerk van de gravering, waarbij vaak dambordmotieven of gearceerde driehoeken op de zijkanten zijn aangebracht. Een bijzondere uiting van luxe is dat een enkele maal een opengezaagd deksel is toegepast dat met effen koperplaat gedoubleerd is (cat. 23). Op die wijze komt de voorstelling krachtiger uit en ook dit wijst op een grotere luxe met een navenant hogere verkoopprijs. De dozen met de afgeschuinde hoeken kunnen we met recht karakteriseren als chiquer.

Langwerpig met gepunte einden
Kenmerkend voor het laatst van de achttiende eeuw en de eerste twintig jaar van de negentiende eeuw is de langwerpige doos met rechtopstaande kanten, waarvan de uiteinden niet afgerond of afgeschuind zijn maar in een lichte puntvorm eindigen. Het grondprofiel van de doos is daarmee gewijzigd in een gepunte ovaal waardoor de oorspronkelijk langwerpige uitstraling van dit doostype sterk afzwakt. Sec genomen is hier dus niet meer sprake van een langwerpige doos maar eerder van een terugkeer naar de ovaalvorm (cat. 29). In zilver uitgevoerd is deze doos een Lodewijk XVI-vorm, de messing variant wordt wat later populair en valt vooral in de empire tijd. De puntige dekselvorm is voor een hoofdvoorstelling niet bijster geschikt en daarom zijn op de nauwe uiteinden dikwijls kwart rozetten gegraveerd die het veld voor de voorstelling rechthoekiger maken.

Kenmerkend voor de late periode van ontstaan zijn volgegraveerde doosdeksels terwijl op de bodem slechts een eenvoudig motiefje is aangebracht. Vaak is dat een stadswapen, in andere gevallen een korte spreuk. Deze mode wortelt in de Lodewijk XVI ornamentiek, maar werd door de graveur uiteraard dankbaar aangegrepen, die met de bodem snel klaar was en zo een betere winstmarge had. Die werkwijze is tevens typerend voor de periode van verval van de traditionele Hollandse tabaksdoos.

5. Rechthoekig en vlak

De doosvorm met een rechthoekig grondplan ontstaat in het vierde kwart van de achttiende eeuw en is weinig spraakmakend. De rechthoekige tabaksdoos lijkt te zijn afgekeken van de luxere voorbeelden uitgevoerd in zilver [21]. Een belangrijke technische verandering die zilver eigen is zien we vanaf 1780 wanneer een verdubbelling van de opstaande binnenrand wordt toegepast. Doel is de tabaksdoos beter sluitend te maken en dat streven is ontleend aan de snuiftabaksdoos die vanwege de inhoud van poeder absoluut niet mocht lekken. Een esthetisch voordeel is dat er langs de zijkanten van de doos geen richels meer oversteken en deze zijkanten volledig glad zijn. Aan de voorzijde vertoont de dekselrand een kleine greep om de doos gemakkelijk te kunnen openen [22]. Dit zogenaamde duimstuk is nodig omdat de overstekende rand als grip was vervallen..

De rechthoekige tabaksdoos wordt al gauw ook van gedrukt blik gemaakt met de Duitse plaats Braunschweig als productiecentrum (afb. 10). De vroegste exemplaren komen rond 1790 op de markt [23]. Deze kleurig beschilderde dozen worden snel populair en zorgen voor een aanhoudende vraag van de messing tegenhanger. Overigens heeft de rechthoekige messing tabaksdoos aanvankelijk nog een geflensd deksel en bodem waardoor de randen langs de doos nog wel uitsteken. De kenmerkende gravering sluit aan bij de traditie. Varianten zijn echter ontleend aan de beschilderde blikken doos: een enkel thema bepaalt het doosdeksel, vrijwel zonder kader- of lijstwerk. De invloed van de tabaksdozen in zilver en blik blijft bij de Hollandse koperen doos overigens beperkt.

Van de rechthoekige koperen tabaksdoos bestaan twee vormsoorten: de vlakke exemplaren met licht gebogen zijkanten (cat. 30) en de wat latere voorbeelden die aan alle kanten recht zijn. Ook bij dit doostype richt de gravering zich op het deksel, al laten deze grote platte deksels zich lastig met een enkele voorstelling graveren. Veelal is daarom gekozen voor losse beeldelementen die egaal verspreid over het vlak zijn aangebracht met een indeling in compartimenten. Gevolg is dat de voorstelling vaak wat onoverzichtelijk overkomt en echt bestudeerd moet worden. Deze decoratiewijze wijkt dus af van de zilveren voorbeelden en die van beschilderd blik waar doorgaans wel voor een enkele scène gekozen is. De onderzijde van de tabaksdoos is meestal versierd met een eenvoudig motiefje zoals een wapenschild of cartouche met spreuk of rijmpje. In de achttiende eeuw neemt het gebruik een roker uit vriendschappelijkheid een tabakje aan te bieden af. Dat wordt bewezen door de opschriften tegen het bietsen en klaplopen. De vereenvoudiging van de bodemdecoratie kwam al eerder ter sprake en heeft niet alleen met de mode te maken, maar vooral met een welkome tijdsbesparing van het graveerwerk.

De bloei van de rechthoekige tabaksdoos eindigt in het eerste kwart van de negentiende eeuw, al lopen de zilveren en blikken tegenhangers langer door. In messing transformeert de rechthoekige rond 1840 in twee nieuwe doosvormen. De eerste is de tabaksdoos met een gegraveerd deksel en kleine reliëfgreep op de voorrand. Zij vallen op door hun bescheiden formaat en zijn het product van een fabriek in koperwaren ergens hier in Nederland. Dankzij hun historiserende uitstraling met zowel traditionele stadsgezichten als actuele motieven vinden zij aftrek onder de behoudende consument. Vooral opmerkelijk is de discrepantie tussen de gestandaardiseerde technische vervaardigingswijze en de ambachtelijke graveringen die het voorwerp oubollig maken. De tweede variant is een doos die behalve voor pijptabak vooral voor pruim gebruikt is en die drastisch van vorm wijzigt. Het rechthoekige grondplan blijft weliswaar behouden maar de hoeken worden afgeschuind waardoor de uitstraling verandert. Gelijktijdig worden het deksel en de bodem iets gebold gemaakt, zodat een vorm ontstaan die gemakkelijk tussen de kleding is weg te steken. Qua voorkomen is hier bijna sprake van een nieuw doostype terwijl er deels ook van een veranderde functie sprake is. Versieringen in de vorm van graveerwerk zijn op dit doostype beperkt toegepast en wanneer dat het geval is gaat het om simpele lineaire uitbeeldingen zoals eens schip of een paard.

Het graveerwerk

In de wijze waarop de tabaksdozen van graveringen zijn voorzien bestaat een geweldige variatie en deze decoraties vormen een belangrijke aanwijzing voor de datering, herkomst en doelgroep. Per periode zien we overeenkomsten naast onverwachte wisselingen. Globaal genomen constateren we in de loop van de tijd een toename van detaillering en artisticiteit, daarnaast biedt de markt dozen gegraveerd in een volks karakter en bestemd voor een brede minder kapitaalkrachtige doelgroep. De uiteenlopende kwaliteit in de tabaksdozen bevestigt de grote vraag die loopt van uiterst luxe dozen tot eenvoudig massagoed.

Het graveren in metaal is een tweedimensionale techniek die door een goed onderlegde graveur tot grote verfijning kan worden uitgewerkt. Met een simpele burijn kan een prachtige schakering worden bereikt waarvoor allerlei trucjes worden toegepast. Licht en donker kunnen bijvoorbeeld door zwaardere en lichtere lijnen worden aangegeven, terwijl arceerwerk een dieptewerking kan suggereren. De steekdiepte van de burijn zorgt voor een sprekend resultaat in een regelmatig maar afwisselend patroon. Verschillende diktes burijnen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de charme en uitbeeldingskracht van de voorstelling. Toch heeft de gravering ook zijn beperkingen. Fijn werk kan niet te groot zijn want dan wordt de voorstelling onoverzichtelijk en diffuus. Ook bij schetsmatig werken doet dat probleem zich voor. Gelukkig is het formaat van de tabaksdoos dermate beperkt dat het vlak voor de voorstelling niet snel te groot is. De uitwerking van het graveerwerk zorgt voor de uitstraling van de doos: dit kan van zeer verfijnd afzakken tot opdringerig en grof. Het vakmanschap van de graveur en zijn trant van werken in combinatie met economische factoren als marktprijs en marktvraag bepalen dus het eindresultaat.

De meer kunstzinnige dozen zijn doorgaans gegraveerd aan de hand van bestaande prenten of tekeningen. Een gedetailleerde prent kan op fijngevoelige wijze op een doos nagegraveerd worden waarbij de details behouden blijven. De best gegraveerde dozen geven het onderwerp duidelijk weer, de boodschap in de voorstelling is overzichtelijk en helder leesbaar, de details dienen voor de artistieke aankleding. Van de graveur wordt verwacht dat hij zijn techniek beheerst, zodat het realisme van het graveervoorbeeld in het koper behouden blijft. Uiteraard was die kwaliteit niet iedere graveur gegeven. Een belangrijke factor in het eindresultaat wordt bepaald door het tijdselement. Rustig graveerwerk kenmerkt zich door fijne ronde lijnen maar zodra er van tijdsdruk sprake is, worden de graveersteken strakker en vaak ook dieper. Daarmee verdwijnt de subtiliteit in de voorstelling.

Bij het massagoed worden heel andere eisen gesteld. Dan luistert de weergave van het onderwerp en de wijze van uitwerking niet zo nauw, doch is het eerder van belang dat de doos snel en efficiënt van graveerwerk wordt voorzien om aan een bepaalde uitstraling te voldoen. Trefzeker werken staat dan voorop en dat was geen probleem voor lieden die dagelijks niets anders deden. De onderwerpen van de volkse dozen zijn algemeen van aard en gestileerd van uitvoering. Dergelijke voorstellingen zijn het best te karakteriseren als schetsen in koper. Door de eigenaar van de doos werden zij niet op picturale kwaliteit beoordeeld. Bij degelijke dozen werkten de graveurs uit het hoofd en dat zorgde ook voor de meeste zwier al is het onvermijdelijk dat de details gaandeweg verworden. Zij krijgen een graveur-eigen uitstraling terwijl de zeggenschap van de voorstelling door verstrakking soms verloren gaat. Sterke stilering geeft typerende vlotte voorstellingen waarbij op simpele maar trefzekere wijze de voorstelling wordt gesuggereerd. Volg de lijnen van de liggende leeuwen van een dekselmotief van een volkse doos (cat. 11) en zie hoe onzorgvuldig en vooral onrealistisch de tekening in feite is. Toch is de picturale werking uitstekend al is in geen opzicht sprake van naturalisme of artisticiteit.

Bij de vroeg zeventiende eeuwse tabaksdoos zien we overwegend eenlingen in een steeds wisselende graveertrant. Toch moet steeds van een productie in bescheiden series sprake zijn geweest. De gravering heeft geen vast concept. Zij wordt aanvankelijk op het deksel en de bodem aangebracht, in andere gevallen worden ook de opstaande randen geïncorporeerd. Het hoofdmotief blijft steeds voor het deksel gereserveerd, niet verwonderlijk want bij het aanbieden van een tabakje was dat het deel van de doos dat men het eerst ziet. De hoofdvoorstelling beslaat aanvankelijk het hele dekselplat.

Rond 1660 is graveerwerk in serie gangbaar. Vanaf dat moment zien we een steeds breder spectrum. De meest eenvoudige zijn schetsmatig en laten verstrakte stadsprofielen, een symbool als hart of stadswapen of een simpele lineaire voorstelling zien. De personificatie van de smaak is daarvan een goed voorbeeld (cat. 6). Veel van dit werk is uit dezelfde werkplaatsen afkomstig en deze eenvoudige voorstellingen zijn vermoedelijk nog door de koperslager aangebracht. De kloeke graveerlijnen stemmen overeen met het relatief dunne wat oneffen plaatmateriaal van de doos. Kwalitatief behoren deze dozen tot de eenvoudigste soort. Beter uitgewerkt is de doos met het stadsprofiel van Maastricht (cat. 8). Het messing is hier dikker terwijl ook de gravure zorgvuldiger en indringender is uitgevoerd. Toch is van realisme nog geen sprake: het werk is schetsmatig tot primitief en sterk gestileerd. Ten opzichte van de eivormige dozen is deze lensvormige doos kwalitatief veel hoger al blijft deze volks.

09-20.723-tobaccobox-double-lids-biblical-detail
Catalogus 9d APM 20.723

Vanaf 1680 wordt het graveerwerk op een nieuw niveau gebracht. Dan ontdekken geschoolde graveurs de tabaksdoos als medium. De doos met meerdere deksels (cat. 9) is daarvan een subliem voorbeeld en de beeldende werking is volledig volwassen en technisch volmaakt geworden. Hier is sprake van een klasse graveur die zijn vak verstond en vermoedelijk vaker in zilver dan in messing werkte. Overigens komt de artistieke verdienste volledig op het conto van de beeldend kunstenaar die de prenten schiep. De inbreng van de graveurs is louter reproductief en soms zelfs een tikkeltje slaafs. Opnieuw is van seriewerk sprake al varieerde de graveur wel door de pagina van zijn prentbijbel of andere inspiratiebron geregeld om te slaan.

Een mooie tegenhanger uit dezelfde periode wordt gevormd door de Christusdoos (cat. 10) die een bewijs is van het werken in grote series waarbij eenvoudige iconografische emblemen snel en trefzeker maar met een minimum aan lijnen werden neergezet. Let bij deze doos op de krachtige graveersteken die getuigen van halen van een bijna verkrampte arm die jarenlang niets anders deed. Overigens is dit een stijl van werken die we tot aan het begin van de negentiende eeuw op volkse dozen terugzien.

In de achttiende eeuw vertonen de tabaksdozen een gangbare graveerstijl waarin een breed scala aan onderwerpen wordt uitgewerkt. Daarin zien we door de tijd heen duidelijke modelijnen die lijken los te komen van de artisticiteit en het technische kunnen van de graveurs en steeds sterker consumentgerichte serieproducten zijn. De tabaksdoos is een gevestigd artikel geworden, gemaakt in een zekere concurrentiesfeer en de artistieke kwaliteit van de graveur bepaalde samen met de marktvraag het uiterlijk van de tabaksdoos. Bij veel dozen ontstaat een vaste indeling tussen de hoofdvoorstelling en de ornamentiek. Wanneer de dozen groter worden kan dit hoofdmotief in medaillons, ovalen of een rechthoek worden geplaatst. In de omlijsting vinden we aanvullende motieven, ontleend aan gangbare ornamentprenten. Tussen beide elementen zien we vaak kleine cartouches met tekstwerk. Door veelvuldige herhaling werden deze ornamenten geleidelijk gestileerder om uiteindelijk soms als ongedefinieerde motieven te eindigen. Verder blijft de fascinatie voor het tekstuele in de dozen wonderlijk, zeker wanneer we bedenken dat lang niet iedere gebruiker kon lezen. Het graveren van teksten was onhandig werk maar hoorde bij de beleving van de gebruiker.

In het eerste kwart van de achttiende eeuw is de productie van de messing tabaksdoos nog betrekkelijk bescheiden en is er nog van een ruime variatie sprake. In principe zou dit de regionale productie moeten kunnen ontmaskeren. De dozenmaker werkte marktgericht met als gevolg grillige lijnen per doostype met lokale hoogtepunten in de verkoop. Het lijkt erop dat er toen nog geen echte werkplaatsen waren met een bovenregionale productie werkzaam over een langere tijd. Dat wordt onderstreept door een gebrek aan eenheid in de bewaard gebleven tabaksdozen. Toch moet er dan wel al sprake zijn van een koperslager naast een graveur al weten we niet hoe die onderlinge relatie lag.

In het tweede kwart van de achttiende eeuw zien we een explosie in de productie van tabaksdozen met buitengewoon artistieke voorbeelden als resultaat. De bloei daarvan ligt tussen 1730 en 1755. Per doostype is het mogelijk opkomst, bloei en verval te duiden al is het niet altijd eenvoudig een scherpe periodisering te geven. Fijngevoelig gegraveerd en zeer naturalistisch uitgevoerde dozen behoren tot het topsegment in de markt. Al gauw wordt dit aangevuld met grover werk dat nog altijd vakbekwaam is uitgevoerd. Als tweede stroom ontstaat naast deze arbeidsintensieve werkwijze de en masse gegraveerde doos, die als marktaanvulling voor de gewone roker wordt gemaakt. Het is jammer dat we het prijsverschil tussen beide soorten niet kennen.

De Eliasdoos (vgl. cat. 14) is een mooi voorbeeld van een standaard graveerconcept kenmerkend voor dozen met gedrukte randprofielen. Aan de voorzijde is de rand voorzien van een gravering die bladwerk suggereert maar door de haast van het werk zijn de krullen van de hoofdlijnen te weinig specifiek, waardoor de voorstelling in losse lijnen uiteenvalt. De zijkanten en de achterkant zijn nog vlotter gegraveerd, hier gaat het om simpele arceringen die nauwelijks nog aan het bedoelde ornamentwerk refereren. De betrekkelijk vlak gegraveerde ornamenten vormen een sterk contrast met de hoofdvoorstelling waarbij hoofdlijnen gecombineerd worden met fijn arceerwerk dat voor diepte- en schaduwwerking zorgt. Hier zou sprake kunnen zijn van leerlingwerk tegenover dat van de meestergraveur, maar die gedachte gaat alleen op wanneer werkelijk van productie op grote schaal sprake was binnen een systeem van meer en minder geschoolde werklieden. Dat is zeer de vraag. Toch treft de decoratie zijn doel want de ornamentranden maken de doos luxer. Op het moment van verkoop is het hoofdmotief reden tot aanschaf, alleen de kritische beschouwer zal later pas merken dat de overige decoratie tamelijk slordig is uitgevoerd.

In het derde kwart van de achttiende eeuw blijft de productie van tabaksdozen fors al is de kwaliteit van de decoratie gemiddeld lager. Dat hangt samen met de gewoonte van het snuiven van tabak in de betere lagen van de bevolking waardoor het aantal gegoede klanten sterk verminderde. Daarnaast is het aanbod aan dozen van alternatieve materialen groter. Na 1770 verdwijnt de fijngegraveerde doos en deze wordt definitief vervangen voor dozen gemaakt van andere grondstoffen. Per vormsoort zien we een bepaalde aanpak in het graveren. De langwerpige doos volgt de traditie die al aan het begin van die eeuw was ingezet en is een conceptueel artikel geworden dat weinig nieuws laat zien. De vierkante doos die daarna komt is wat betreft de decoratie moeizaam door het grote vlakke deksel. Wanneer uiteindelijk de puntvorm gelanceerd wordt continueert het ouderwetse, gevestigde concept op een doos met een gematigde moderne vormgeving.

Een interessant aspect vormt de uitwerking van de teksten en de wijze van spelling op de tabaksdozen, die dikwijls een aanwijzing zijn voor de datering en soms zelfs de herkomst. Zij lopen van eenvoudige letters van een graveur die misschien zelfs analfabeet was naar zwierige gegraveerde opschriften, soms zeer regelmatig aangebracht. Tijdens het graveren van deze mooie ronde teksten moest de doos voortdurend meegedraaid worden en dat vroeg extra inspanning en dus tijd. Om die reden overheerst de wat onbehouwen tekst gekenmerkt door snelheid waardoor houterige letters in wisselende groottes zijn verkregen. Anders dan bij schrijf- of kalligrafiewerk zijn de teksten met een burijn gegraveerd steeds van onder naar boven aangebracht waardoor de souplesse en dus de leesbaarheid ontbreekt terwijl de eenheid van de letters geweld wordt aangedaan. Alleen als een graveur heel behoedzaam werkte, kon dit voorkomen worden, al kwam dat zeker in de prijs van de doos tot uitdrukking.

Buiten het bestek van graveren maar wel behorend tot de versierde dozen zijn de gedrukte voorstellingen. Vooral de dozen uit de Duitse plaats Iserlohn zijn mechanisch in reliëf gedecoreerd (cat. 25, 26). Ook in Nederland is in die techniek gewerkt, zoals een doos met de Hemelvaart van Christus (cat. 27). Tamelijk zeldzaam is de combinatie tussen drukken en graveren die maar van één werkplaats bekend is. Voorbeeld hiervan is een doos met tussen opvallende gedrukte rozetten en een cartouche een gegraveerde moraliserende voorstelling (cat 24). Al deze reliëfdozen stammen uit de tweede helft van de achttiende eeuw.

Hoewel er in talloze publicaties gesproken wordt van gegraveerde dozen naast gladde, onversierde exemplaren (vgl. afb. 7) heb ik toch de indruk dat die onversierde exemplaren een onbeduidend percentage hebben uitgemaakt. Het was blijkbaar gebruikelijk de zaktabaksdoos van een gravering te voorzien en in die uitvoering te verkopen. Dit blijkt ook uit de talloze exemplaren die bij archeologisch onderzoek tevoorschijn zijn gekomen en waarbij slechts zelden sprake is van onversierde dozen.

De onderwerpen

De gegraveerde Hollandse tabaksdoos vertoont een breed scala aan onderwerpen, ieder bestemd voor een eigen doelgroep met een eigen periode van populariteit. De meest uitgebreide voorstellingen zijn verhalend met een religieus, historisch of actueel onderwerp. Zij sluiten steeds aan bij de belevingswereld van de gebruiker. Veel graveringen worden eindeloos herhaald al vertonen zij vaak detailverschillen. Het aantal dozen met een unieke afbeelding is gering en dat wat wij nu een unicum noemen, blijkt morgen serica te zijn omdat een tweede exemplaar wordt teruggevonden. Tot de bekendste thema's behoren de historie en vooral de Bijbelse, beperkter is de sectie actualiteit, waarvan sommige met een politieke ondertoon. Bij de goedkopere dozen speelt de moraal een belangrijke rol, tenslotte zijn er dozen met een specifiek thema zoals de kalenderdozen.

De categorie Bijbeldozen met thema's uit het Oude en soms ook het Nieuwe testament is zeer groot en dat is niet verwonderlijk in een godsdienstige natie als de Zeven Provinciën. Veel voorkomende onderwerpen zijn het Offer van Abraham (cat. 2), Elias en David (cat. 14), scènes uit het leven van Christus (cat. 9) en heiligenafbeeldingen. Mooie combinaties zijn de paus-duivel voorstellingen en die van Luther en Calvijn. Historische uitbeeldingen zijn minder populair geweest en hebben dan ook een gerichte verspreiding gekend. Voor beide thema's werden prenten als voorbeeld gebruikt omdat het verzinnen van de voorstelling buiten het bereik van de graveur lag. Voor bijbeldozen zijn de afbeeldingen uit "De Kleine Print Bybel" uit 1736 het meest benut, de historische voorstellingen komen uit talloze uiteenlopende publicaties. Soms dienden ook losse prenten als graveervoorbeeld. Van een vereenvoudiging van de voorstelling is dikwijls sprake.

Beperkter zijn de contemporaine uitbeeldingen, scènes met een eigentijdse actualiteit die uiteraard nu historie zijn geworden. Een interessant voorbeeld is de tabaksdoos opgedragen aan de veepest die ons land in de achttiende eeuw driemaal teisterde (cat. 17). Hier is een detail uit een bestaande prent op tamelijk houterige wijze nagegraveerd. Het lijkt erop dat de messing tabaksdoos met een politiek statement nooit werkelijk populair is geworden en uiteraard had dat met de overwegend eenvoudige doelgroep te maken. Actueel en in zekere mate politiek geëngageerd zijn de wapens van de Zeven Provinciën (cat. 15) soms in combinatie met pro-Oranje voorstellingen zoals het portret van stadhouder Willem IV (cat. 19). Zij stammen uit het laatst van de jaren 1740 en zijn een politiek statement voor de eenwording van de Zeven Provinciën onder leiding van de Oranjes. Voorstellingen van de zeven provinciewapens met bijvoorbeeld de allegorie op de handel en de zeevaart zijn de meer gematigde variant (vgl. cat. 15). Een tweede rage van Orangistische thema's stamt uit de tijd van de tegenstellingen tussen de Patriotten en de Prinsgezinden. In die periode ontstaan opnieuw dozen met de Oranjes, nu vaak met de profielportretten van prins Willem V en zijn gemalin prinses Willemijntje, bekende uitbeeldingen die ook op veel ander gebruiksgoed zijn toegepast.

Dozen met stadsgezichten bestaan in ruime variatie en waren populair. Zij zijn vaak verkocht als souvenir of herinneringsstuk. Stadsgezichten worden meestal als panorama uitgebeeld waarbij de karakteristieke kerktorens en poorten de uitbeelding moeten duiden. Doorgaans is om de consument te overtuigen op de afsnede onder of boven de voorstelling de stadsnaam aangebracht. Veel stadsgezichten zijn minder aan de actualiteit gerelateerd dan je zou hopen, zij werden uit bestaande prentenboeken nagegraveerd en soms waren de prenten al een eeuw oud eer zij als gravure op de doos verschenen. Topografische juistheid zien we dus niet en dat wordt nog versterkt door de stilering. Ook hier zien we verschillende periodes van populariteit. De stadsprofielen beginnen in de jaren 1670 op tamelijk eenvoudige wijze (cat. 8) en blijven ongeveer een generatie in gebruik. Wonderlijk genoeg worden zij pas rond 1780 opnieuw geliefd (cat. 28) om in het eerste kwart van de negentiende eeuw zelfs een kortstondige hausse te krijgen (cat. 29). Op de recentere, machinaal gemaakte tabaksdoos komt dit thema zelfs nog een keer terug en vertoont dan nog altijd dezelfde schetsmatige weergave.

Een ander onderwerp is het stadswapen dat dikwijls gecombineerd wordt met aanvullende motieven zoals die van geloof, hoop en liefde. Een tabaksdoos met het wapen van Batavia is hiervan een mooi voorbeeld (cat. 21). Deze tabaksdoos is in twee opzichten interessant. Ten eerste zijn deksel en bodem geajoureerd en gedoubleerd waardoor een apart effect werd verkregen. Verder onthult de uitbeelding nog een ander feit, namelijk dat het graveervoorbeeld letterlijk werd overgenomen van een Gouds merkvignet voor tabakspijpen waar arenden als schildhouders fungeren [24]. Dat is een onjuiste voorstelling want in werkelijkheid wordt het Bataafse stadswapen door staande leeuwen gehouden.

Een speciale categorie vormen de meer volkse onderwerpen gewijd aan het huiselijke leven, vermaak en moraliteit. De surprise tabaksdoos is daarvan het meest elitaire voorbeeld en laat galante scènes zien met achter de schuifjes erotische varianten (cat. 16). Een andere tabaksdoos is eveneens beter dan gemiddeld en heeft gedrukte motieven op deksel en bodem terwijl het graveerwerk aan de moraliteit is opgedragen. De tekst luidt "Liefde haar geruchte, ik moet vluchte" (cat. 24). Dozen over de liefde en trouw zijn talrijk. Zo zien we afbeeldingen van de volkse moraliteit tussen huwelijksmoraal en schuinsmarcheerderei (cat. 22). Dikwijls hebben zij een humoristische inslag en de opschriften zijn vaak eenvoudig en rechtlijnig, soms een tikkeltje schuin. Een tegenhanger laat een ander gezicht van de vrouw zien, namelijk als qyuat wijf (cat. 11). Tot de categorie moraliteit behoren ook de dozen met rijmpjes, rebussen en raadsels. Ook dergelijke onderwerpen werden niet door de graveurs bedacht maar uit raadselboeken nagegraveerd (cat. 20).

Specifiek van onderwerp zijn de tabaksdozen verkocht in Amsterdam en volgens zeggen gemaakt door de zeeschoolhouder Pieter Holm en diens opvolger [25]. Holm stichtte inderdaad een zeevaartschool met de toepasselijke naam "Het schip regt door zee" en dreef daarnaast een handeltje in zeekaarten en navigatie-instrumenten. Volgens zeggen zou hij zelf tabaksdozen gemaakt hebben die hij van een zogenaamde zeemeter voorzag (cat. 18). Deze bewering is echter uiterst twijfelachtig, eerder bestelde hij de dozen bij een graveur en dat wordt bevestigd door de vlotte graveertrant van de cijfers op deze dozen. Holmdozen zijn in artistiek opzicht wel het minst aantrekkelijk. Zij vertonen op het deksel en de bodem een eeuwigdurende kalender en een rekenmodel om de snelheid van een zeilschip te bepalen. Beide tabellen zijn centraal op het plat geplaatst met aan de uiteinden bescheiden portretmedaillons. De gravering van deze Holmdozen is sterk industriematig: het lijnenwerk lijkt langs een liniaal te zijn getrokken en de vakjes zijn vervolgens op vluchtige wijze met de burijn ingevuld. Dat diende overigens wel zorgvuldig te gebeuren omdat deze tabellen een rekenfunctie hadden die bij fouten de gebruikswaarde van de doos ernstig zou aantasten. Duidelijk is dat dit handgraveerwerk snel is verricht met een minimaal draaien van de doos. Zo zien we dat de cijfers 6, 9 en 0 opgebouwd zijn uit twee vlotte graveersteken, de rompen zijn door die werkwijze licht puntig geworden. De meeste Holmdozen dragen een datering tussen 1729 en 1775. Daarmee omspannen zij ook de bloeitijd van de Hollandse gegraveerde tabaksdoos.

De zijkanten van de Hollandse tabaksdozen zijn minder uitbundig versierd. Die tonen vaker een repetitief ornament of enig gestileerd bladwerk gekenmerkt door eenvoud. Per periode zien we een bepaalde stijleenheid. Verstrakt bladwerk is bijvoorbeeld tussen 1730 en 1750 zeer populair, terwijl een spreuk of tekst eerder uit de tijd rond 1750 dateert (cat. 21). Typerend zijn de springende dierfiguurtjes als hondjes, haasjes of herten (cat. 19, 20) soms achtervolgd door een jager (cat. 24). Dergelijke rondlopende voorstellingen zien die we ook op andere gebruiksartikelen en hebben een lange looptijd gehad. Uitbundigere gegraveerde dozen vertonen soms fraai bladwerk van acanthussen tegen een gearceerde achtergrond (cat. 16). In de jaren 1770 verschijnen bij bepaalde dozen op de randen dambordmotieven of gearceerde driehoeken (cat. 23). Daarna herleeft de spreuk op de zijkanten, vaak in een handschrift met kleine letterrompen en lange halen (cat. 28). Dikwijls zijn de rondlopende decoraties sterker tijdgebonden dan de afbeeldingen op het deksel en de bodem omdat de randen uit het hoofd werden ingevuld, terwijl de hoofdvoorstellingen van prentwerk of een ander graveervoorbeeld werd overgenomen.

Indertijd zag een nieuwe tabaksdoos er messcherp en blinkend blank uit, iets dat wij ons nu nog maar nauwelijks kunnen voorstellen. Door gebruik sleet de doos geleidelijk en kreeg een meer afgeronde vorm en gladder oppervlak al zorgde dat voor een nieuwe charme. Wanneer de doos ouder wordt vullen de graveerlijnen zich met vuil en raken geoxideerd waardoor het voorkomen opnieuw verandert. Uiteindelijk overschaduwt het sleetse het oorspronkelijke voorkomen totdat de doos volledig is afgereden en wordt weggegooid of in de smeltkroes terugkeert. Al die gebruiksfasen beïnvloeden de uitstraling van de tabaksdoos.

Datering en looptijd

Het toekennen van een datering aan een koperen of messing tabaksdoos is behoorlijk gecompliceerd. Tabaksdozen zijn traditionele voorwerpen die over een lange tijd zijn gemaakt en slechts een geleidelijke ontwikkeling doormaken. Dat bleek al uit de ontwikkeling van de doosvormen maar ook uit de decoraties en wijze van uitwerken. De makers zijn vaklieden die in verschillende plaatsen hebben gewerkt en sterk aan de traditie hebben vastgehouden. Zij volgden eerder het bestaande werk na dan dat zij er op uit waren iets nieuws te bedenken. Daarnaast was de klantenkring behoudend. Voor een datering van een Hollandse tabaksdoos is een exact jaartal dus geen reëel uitgangspunt, een goed onderbouwde periodedatering echter wel.

Bij het geven van een datering is de doosvorm uitgangspunt. In de voorgaande pararaaf is daarvoor al een heldere periodisering gegeven. Eenmaal ingedeeld naar periode kunnen we de dozen naar kwaliteit onderverdelen. Uitgaande van het feit dat het marktaanbod aan tabaksdozen steeds een bepaalde variatie vertoonde, is het mogelijk bepaalde stijlen te definiëren en tot een preciezere datering te komen. Daarbij is het verstandig een brede visie te houden, de langlopende tradities indachtig. Gemiddeld genomen was er voor de roker steeds een keuze aan kwaliteiten in uiteenlopende prijsklassen voorhanden. De dure fraai gegraveerde dozen gemaakt in een bescheiden oplage naast het serieproduct. Logisch gezien moeten de bewaard gebleven dozen dus min of meer gelijkmatig over de tijd verdeeld worden, uiteraard met een zekere toename naar de recentere periode.

De zeventiende eeuws tabaksdoos kenmerkt zich door korte periodes met specifieke doostypen. Als voorbeeld hiervoor dienen de gegoten achtkante dozen (cat. 3-5) als luxe artikel naast de blikkerige Amsterdamse eitjes (cat. 6). De datering laat zich aan de vorm en de voorstelling aflezen. Een addertje onder het gras als een gedateerde munt op de onderzijde van een van de dozen (cat. 3) suggereert een langere looptijd, maar dat kan dus niet waar zijn. Beide doostypen zijn in dezelfde periode in Amsterdam gemaakt, ieder met een looptijd van circa twintig jaar en bestemd voor twee verschillende doelgroepen.

Het dateren van tabaksdozen uit de achttiende eeuw is gecompliceerder omdat de modelijnen langer doorlopen. Ook tijdens de bloeitijd van de messing tabaksdoos, de periode tussen 1730 en 1755 onderscheiden we een marktaanbod met verschillende kwaliteiten verkocht tegen uiteenlopende prijzen en bestemd voor verschillende sociale lagen. De kwaliteit van de doos zegt primair iets over het kunnen van de maker, al moeten we er rekening mee houden dat deze altijd marktgericht heeft gewerkt. De aanschaf door de consument daartegenover verwijst lang niet altijd naar diens stand maar zegt veeleer iets over zijn gevoel voor mode, status en natuurlijk zijn belevingswereld.

Dozen als seriewerk gemaakt met vlotte tot slordige graveringen komen op de markt wanneer de populariteit van de tabaksdoos toeneemt maar het sociale aanzien van de gebruiker zakt. Die beweging geldt in het algemeen maar zien we ook per doostype en soms zelfs per decoratie. Dat patroon zet zo rond 1730 in. Daarin volgen de tabaksdozen overigens de gang van de meeste gebruiksvoorwerpen: van de exclusieve eenling tot het seriematige artikel gemaakt bij toenemende aantallen. Daarbij wordt vaak ook een bredere markt betrokken zoals die voor export. Ook in den vreemde wordt de Hollandse tabaksdoos een praatstuk dat met trots getoond wordt. Bij die dozen is eerder het bezit op zich van belang dan de voorstelling. Voor export zijn daarom nauwelijks speciale onderwerpen uitgevoerd.

De gegraveerde Hollandse tabaksdoos krijgt na 1760 sterke concurrentie van de mechanisch gedrukte doos met reliëfdecor uit Iserlohn. Deze productielijn is goed gedocumenteerd en daardoor scherp te dateren al moeten we er rekening mee houden dat de matrijzen soms een tweede gebruik hebben gekregen. Daarna verschijnt de gedrukte doos van blik op de markt, ontstaan in Braunschweig. Die wordt al snel een bloeiend industrieproduct dankzij de aantrekkelijke beschildering. Deze kleurige dozen verdringen de messing doos in rap tempo. Na de Napoleontische tijd wordt het gebruik van de tabaksdoos drastisch minder. Talloze rokers gaan over op sigaren en gebruiken een sigarenkoker in plaats van een tabaksdoos. Toch houdt de productie door de traditionele koperslager nog tot aan het eind van de negentiende eeuw stand, zij het in steeds minderende aantallen. In die periode zien we een sterkere wisseling van graveerstijlen.

Een toegevoegde factor aan de tabaksdozen is het eigendomsmerk. Blijkbaar was het aanbrengen van een persoonlijk teken een noodzakelijke verzekering om het eigendomsrecht van de doos niet te hoeven betwisten. Dat zegt iets over de seriematige productie en het algemene voorkomen van de tabaksdoos. Aan de buitenzijde van een gegoten doos zijn de initialen van de eigenaar aangebracht (cat. 3), bij andere dozen staan de eigenaarsinitialen op een minder opvallende plaats aan de binnenzijde van het deksel of de bodem. Eigendomsmerken uit de achttiende eeuw zijn veel schaarser en dat is een indicatie dat de markt een breed assortiment afbeeldingen bood zodat de kans dezelfde doos tegen te komen gering was.

De datering die we aan een tabaksdoos toekennen heeft een nauwe relatie tot de levensduur van de doos. De meeste exemplaren zijn als gewoon gebruiksartikel verkocht. Afhankelijk van de eigenaar zullen zij dagelijks gebruikt zijn. Doordat de jaszak of de broekzak in principe een veilige bescherming bood, bleef de slijtage beperkt. Toch mogen we er van uitgaan dat het merendeel van de dozen gewoon werd opgesleten. Dat slijtageproces gebeurde over talloze jaren. Uiteraard hangt het af van het type roker of deze zorgeloos is waardoor de doos snel sleet of dat de doos voor hoogtijdagen werd gereserveerd en zo generaties mee kon gaan. Uiteraard zijn die laatste voorbeelden de goed bewaard gebleven exemplaren.

Tenslotte moet er bij het determineren rekening gehouden worden met nagemaakte dozen en zelfs met vervalste exemplaren. Het ambacht van de koperlager was dermate traditioneel dat werkwijzen lang in gebruik bleven. Zowel de doosvormen als de voorstellingen konden een generatie later opnieuw gemaakt worden en zelfs een bredere verkoop krijgen. Dergelijke navolgingen verraden soms aan minimale kenmerken de latere datering al blijft onbekend hoeveel dozen nog niet als zodanig ontmaskerd zijn. Daarnaast bestaan er nagemaakte tabaksdozen, die vanaf het eerste kwart van de negentiende eeuw in een ruime variatie op de markt zijn gekomen. Behalve voor de traditionele roker waren zij als curiosum bestemd voor een opkomende kring verzamelaars. Soms kan het lastig zijn dergelijke oudere imitaties te herkennen.

Productieplaatsen en verspreiding

Centra voor de productie van gegraveerde Hollandse tabaksdozen zijn nauwelijks bekend. De vervaardiging moet verspreid over de Zeven Provinciën hebben plaatsgevonden. Toch zijn hiervan nauwelijks bewijzen in de vorm van toeschrijving vanwege archeologische vondsten of de verschijningsfrequentie in boedels. Amsterdam lijkt het belangrijkste centrum en dat is gezien de omvang van deze stad niet verwonderlijk. Rotterdam is vermoedelijk een tweede productieplaats geweest. De rol van de koperslagers in dorpen of op het platteland is nog volstrekt onduidelijk. Hollandse tabaksdozen zijn zelden gesigneerd en kunnen dus maar zeer incidenteel aan een maker worden toegeschreven. Daarnaast is het graveren van dozen een activiteit die men overal kon uitoefenen. Veel werk is dan ook eindeloos nagemaakt en is niet plaatsgebonden. De herkomst is dus alleen in zeldzame gevallen vast te stellen.

Toch zijn er soms kleine aanwijzingen die op een vervaardigingsplaats kunnen wijzen. Een doos met de Zeven-Provinciën draagt als aanvulling het wapen van Rotterdam (cat. 15), een voor die stad geldend verkoopargument dat de marktwaarde zeker vergrootte. Mogen we veronderstellen dat die doos daar is gemaakt, temeer daar de zilveren tabaksdoos met dezelfde vorm daar populair was. In de meeste gevallen zijn wij echter niet geneigd een toeschrijving te doen op basis van een stadsafbeelding. De dozen met de stadsprofielen uit de tijd rond 1800 bijvoorbeeld kennen we met uiteenlopende stads- en dorpsgezichten. Zij zijn gemaakt aan de hand van een prentenboek om vervolgens de verkoop naar verschillende plaatsen te bewerkstelligen of de consument te vinden die affiniteit met die plaats had. De werkplaats van deze dozen laat zich nog niet achterhalen.

Een belangrijk buitenlands centrum voor tabaksdozen is Iserlohn, een plaats in Sauerland in Duitsland. De reliëfdozen uit dit centrum kwamen al ter sprake, niet met een gravering maar gedrukt met een tafelpers. Qua vorm volgen deze dozen de Hollandse tabaksdoos maar iconografisch vallen zijn volledig binnen een eigen onderwerpskeuze met als favoriet de afbeelding van de vorst Frederik de Grote en zijn veldslagen (cat. 25, 26). Toch zijn er in Iserlohn ook dozen voor andere marktsegmenten gemaakt, zoals de Hollandse topografie met stadsgezichten van Amsterdam en Rotterdam [26]. De techniek van de Iserlohner dozen is overigens ook in andere nog onbekende centra nagevolgd. Een voorbeeld daarvan zijn dozen met Bijbelvoorstellingen (cat. 27) gekenmerkt door dunner plaatmateriaal. Alleen de kenner kan aan de hand van licht afwijkende details vaststellen waar een doos vermoedelijk tot stand kwam. Ook bij dit goed ontbreekt iedere aanwijzing voor een productieplaat.

Hollandse tabaksdozen worden al gauw als geliefd artikel naar Engeland, Duitsland en Scandinavië geëxporteerd en zelfs verder overzee naar talloze kolonies. Die export leidt weer tot een reactie aan dozen gemaakt in het gebied van bestemming. Een mooi voorbeeld daarvan zijn koperen dozen naar Hollands model gemaakt in Ceylon [27]. In materiaal en vorm bestaat er een grote overeenkomst. Dergelijk werk is doorgaans te herkennen aan afwijkingen in de techniek en eigen decoratiepatronen met een licht oosterse ondertoon. Behalve navolgingen, die ingebed raken in vreemde culturen bestaan er ook geïmiteerde ofwel valse tabaksdozen, exemplaren gemaakt op een later tijdstip in navolging van de oorspronkelijke doos die soms een bizarre combinatie van details laten zien.

De uitstraling van de tabaksdoos had een nauwe relatie met de gebruiker en weerspiegelde zijn gevoel voor mode, standsbewustzijn en statusdrang. Dat betrof de kleur, de vorm maar vaak ook de decoratie. Daarnaast bestond er het fenomeen tabaksdoos als geschenk aan een dierbare of als herinnering voor bewezen diensten of jarenlang arbeidsverband. In die gevallen heeft het uiterlijk geen directe relatie met de gebruiker, bij een geschenkartikel wordt dat uiteraard door de gever bepaald. Ook als prijsobject bij de schutterijwas de tabaksdoos geliefd. Een belangrijke afzet werd gevonden in de jaarmarkten waar veel gelegenheidsartikelen werden aangeboden. Verder was de tabaksdoos vaak een artikel dat door marskramer werd rondgevent. Omdat de verspreiding indertijd groter is geweest dan wij geneigd zijn te denken, wordt het vaststellen van de productieplaats steeds diffuser. Door echter alert te zijn zal in de toekomst nog veel informatie tevoorschijn komen.

Dozen van concurrerende materialen

Dat de Hollandse messing of koperen tabaksdoos geen exclusiviteitsrecht had wordt bewezen door de talloze tabaksdozen gemaakt van alternatieve materialen. Deze paragraaf behandelt als appendix enkele materiaalvarianten. Tot de duurste tabaksdozen behoren die uit zilver gedreven. Dergelijke dozen waren vooral pronkartikelen en zelden voor dagelijks gebruik bedoeld. Qua vorm vertoont de zilveren tabaksdoos overeenkomst met de seriële doos van messing, al is aan de uitvoering meer zorg besteed en spelen zij sterker op de mode in. Bij de beste voorbeelden is drijfwerk toegepast, in andere gevallen is van minutieus graveerwerk sprake. Beide decoratietechnieken passen beter bij de luxe van zilver. Het elitaire aspect zien we ook terug aan de scharnier die soms verzonken is en zo minder opvalt. De pronkfunctie van deze exclusieve tabaksdozen wordt ook onderstreept doordat het bekende gegoten pijpenstoppertje aan de binnenzijde bij de zilveren doos vaak ontbreekt.

afb-01-20.719-tobaccobox-tortoise
Afb. 1a. APM 20.719.
afb-01-20.719-tobaccobox-schildpadschilden-stopper
Afb. 1b. APM 20.719
 
afb-02-20.325-tobaccobox-tortoise
Afb. 2a. APM 20.325
afb-02-20.325-tobaccobox-silver-tortoise-mounted
Afb. 2b. APM 20.325
afb-02-20.325-tobaccobox-silver-tortoise
Afb. 2c. APM 20.325
 
afb-03-20.716-tobaccobox-schildpad-brass
Afb. 3. APM 20.716
afb-04-20.720-tobaccobox-balein-brass
Afb. 4. APM 20.720
 
afb-05-20.718-tabaksdoos-witsmeer-kaurishell
Afb. 5a. APM 20.718#
afb-05-20.718-tobaccobox-witsmeer-cowri
Afb. 5b. APM 20.718
afb-05-20.718-tobaccobox-witsmeer-tamper
Afb. 5c. APM 20.718

Een belangrijk alternatief materiaal voor de zeventiende eeuwse tabaksdoos is schildpad, dat zowel gepolijst werd toegepast als gemonteerd met complete schildpadschildjes (afb. 1). Doorgaans is de montage van zilver (afb. 2), maar messing is evengoed gebruikt (afb. 3). Ongebruikelijk is de toepassing van walvisbalein om de doosbodem en het deksel van te maken (afb. 4). In zeldzame gevallen zijn wel grotere kaurischelpen als tabaksdoos benut (afb. 5)[28]. Het monteren van exclusieve materialen zoals schildpad en schelp gaf een totaal andere statusfunctie dan de doos van edelmetaal. Zij sloot vooral aan bij de waardering van de onverwachte uitingen van de natuur. Hoewel vroeger wel verondersteld is dat dergelijke dozen gebruikt werden door lieden die de schildpadschilden uit den vreemde mee brachten, moet dat worden betwijfeld. Eerder lijkt het erop dat de schildjes bij aantal werden ingevoerd en dat de dozen als serieartikel zijn gemaakt. Zeker is dat zij een algemene verspreiding hebben gekend en een duidelijke statusfunctie hadden al is de doelgroep niet scherp aan te geven.

afb-06-01.083-sawasa-tabaksdoos-ovaal-1
Afb. 6a. APM 1.083
afb-06-01.083-sawasa-tabaksdoos-ovaal-2
Afb. 6b. APM 1.083
afb-06-01.083-sawasa-tabaksdoos-ovaal-3
Afb. 6c. APM 1.083

Een andere categorie exclusieve tabaksdozen werd door de VOC uit de Oost aangevoerd en staat bekend onder de naam sawasa [29]. Het gaat om een Chinese metaaltechniek die tussen 1680 en 1740 zowel in China als in Japan toegepast werd (afb. 6), waarbij de Japanners de Chinezen imiteerden. Deze prachtige dozen zijn van brons gemaakt en deels gegoten. Als decoratie zijn vaak verzonken panelen aangebracht waarop verfijnde uitgestoken decoraties. Het metaal is vervolgens met lak gebruineerd of gezwart, terwijl de decoratieve delen met vuurvergulding geaccentueerd worden. Het is de tabaksdoos die in de kring van VOC-kooplieden populair werd en voor deze personen een belangrijke herinneringsfunctie vervulde. Hoewel de vorm gerelateerd is aan de Hollandse tabaksdoos, straalt het product vooral een exotische sfeer uit.

afb-07-20.722-tabaksdoos-tortoise-silver-mounting
Afb. 7a. APM 20.722
afb-07-20.722-tobaccobox-tortoise-silver
Afb. 7b. APM 20.722
afb-07-20.722-tobaccobox-tortoise-silver-arms
Afb. 7c. APM 20.722

Naast metaal en exclusieve materialen was er voor de gewone man de spaanhouten tabaksdoos: eenvoudige ovale dunhouten dozen met een vlakke bodem en vlak deksel waarvan de dekselrand over de doos sloot. Spaanderdozen hebben als groot nadeel dat zij de tabak slecht vers houden. De luxe versie van deze spaanhouten dozen is aan de buitenzijde wel met zogenaamd paillewerkversierd, een voorstelling opgebouwd uit gekleurd stro dat soms een verassende fijnheid kan bezitten.

afb-08-03.561-tabaksdoos-tortoise
Afb. 8a. APM 3.561
afb-08-03.561-tabaksdoos-tortoise-oval
Afb. 8b. APM 3.561
afb-08-03.561-tobacco-box-oval-dutch
Afb. 8c. APM 3.561

In de achttiende eeuw zijn naast de koperen en messing tabaksdoos talloze andere materialen favoriet. Bepalend is dat in die eeuw de hogere kringen het pijproken voor het gebruik van snuiftabak verruilden. De pronkzucht richtte zich daar op de snuifdoos, die een wezenlijk ander uiterlijk heeft dan de tabaksdoos. Daarnaast bleef voor de rijken de zilveren tabaksdoos in productie, die qua vorm en decoratie veel overeenkomst met de koperen doos heeft, zij het dat de uitvoering luxer en minder seriematig is. Ook schildpad continueert, zoals een lensvormige doos met gepolijste schildpad in zilvermontage (afb. 7). Het model van deze doos stamt al uit het begin van de achttiende eeuw maar bleef tot ongeveer 1750 in zwang. Op de rand is het zilver van een gegraveerde decoratie voorzien met tussen ranken een familiewapen en drie kleine voorstellingen. Na het derde kwart van de achttiende eeuw verandert deze schildpad doos aansluitend op de mode in een ovaal model (afb. 8).

afb-09-18.446-tabaksdoos-smokers
Afb. 9a.  APM 18.446
afb-09-18.446-tobaccobox-smokers
Afb. 9b.  APM 18.446
afb-09-18.446-toabcco-box-pipes
Afb. 9c.  APM 18.446

Een typisch achttiende eeuwse product is de tabaksdoos gemaakt van gedrukt buffelhoorn of walvisbalein. Deze techniek wordt in Engeland al aan het eind van de zeventiende eeuw ontwikkeld en is daar tamelijk gangbaar geweest. In de Zeven Provinciën wordt dit pas veel later voor tabaksdozen toegepast. Het hoorn of balein wordt op een verwarmde metalen plaat in reliëf gedrukt en dankzij de taaiheid zijn dergelijke dozen behoorlijk slijtvast. Eén type doos werd in grote series gemaakt en is ovaal van vorm, tamelijk plat met een licht gebolde bodem en deksel (afb. 9). Het reliëfwerk wordt alleen op het deksel toegepast. Vooral bekend zijn twee rokende heren aan een ovale tafel, omlijst door lofwerk van wingerd waarin viermaal bosjes tabakspijpen. Daarnaast bestaat een prachtig uitgevoerd havengezicht met Hollandse schepen.

afb-10-16.418-tobaccobox-smoking-people
Afb. 10a. APM 16.418
afb-10-16.418-toile-tobacco-box-smokers
Afb. 10b. APM 16.418Caption
afb-10-16.418-tobaccobox-black-smokers
Afb. 10c. APM 16.418

Aan het eind van de achttiende eeuw komt weer een nieuw materiaal op de markt: de met roggehuid beklede tabaksdoos. Ook dit doostype is van tijdelijke aard en is vooral een pronkdoos omdat zij tamelijk zwaar uitgevoerd zijn, terwijl de leerachtige vissenhuid aan de buitenzijde kwetsbaar is. Een ander modefenomeen is de beschilderde blikken tabaksdoos die voor de koperen tabaksdoos een geduchte concurrent wordt. Deze Duitse blikken doos ontstaat rond 1790 nadat Georg Heinrich Stobwasser samen met zijn zoon Johann Heinrich daarvoor in Braunschweig in 1768 een fabriek gesticht had [30]. Zij slagen er in de dozen tegen een concurrerende prijs op de markt te brengen (afb. 10). Hoewel beduidend minder slijtvast, wordt de kleurige doos een nieuwe rage. Wanneer in de negentiende eeuw de beschildering met behulp van transfers kan worden uitgevoerd, zakt de prijs drastisch en is deze doos ook voor de minder bemiddelde roker bereikbaar.

afb-11-20.733-tobaccobox-egypt
Afb. 11a. APM 20.733
afb-11-20.733-tobaccobox-secret-lock
Afb. 11b. APM 20.733
afb-11-20.733-tobaccobox-egypt-jezus
Afb. 11c. APM 20.733
 
afb-12-20.734-tabaksdoos-oval-woord
Afb. 12a.  APM 20.734
afb-12-20.734-tobaccobox-man-on-horseback
Afb. 12b.  APM 20.734
afb-12-20.734-tobaccobox-stjacobiparochie
Afb. 12c.  APM 20.734
afb-12-20.734-tobaccobox-smoker
Afb. 12d.  APM 20.734

Hout is eveneens gebruikt voor tabaksdozen en sommige volkskunstige exemplaren zijn prachtig gesneden. Vaak volgt de vorm weer die van de messing doos maar het decoratieschema is sterker vanuit het materiaal bedacht (afb. 11). Opmerkelijk aan de hier afgebeelde doos is ook de geheime sluiting. Een later voorbeeld toont de verboersing van de vorm terwijl ook de decoratie minder verfijnd is (afb. 12). Een alternatieve doos die in de plaats van de spaanhouten doos komt is de leren tabaksdoos (afb. 13), een typisch Noord-Nederlandse vinding. Dergelijke dozen zijn fors van formaat en stammen uit de tijd dat de krulsnede nog zeer grof kon zijn.

afb-13-20.480-tobaccobox-leather-groningen
Afb. 13a.  APM 20.480
afb-13-20.480-tobaccobox-leather-
Afb. 13b. s APM 20.480

De biedermeier tijd uit zich in een nieuw fenomeen. De tabaksdoos van harde materialen maakt plaats voor de buidel van leer of textiel, inwendig met zeemleer bekleed tegen het uitdrogen van de inhoud. Dergelijke tabaksbuidels zijn soms uitbundig met borduurwerk of opgestikt kralenwerk versierd waardoor hun voorkomen vaak wat feminien is. Zij vormen de geleidelijke overgang naar het tabaksetui dat voor de twintigste eeuw kenmerkend zal zijn en die de tabaksdoos van hard materiaal verdringt. Uiteraard houdt dat mede verband met de komst van de aromatische tabakken die sterker van vezel zijn en minder snel vergruizen.

Opvallend is dat veel tabaksdozen uit alternatieve materialen qua vorm een sterk vergelijkbare ontwikkeling laten zien. Zij vertonen dikwijls dezelfde modekenmerken als de messing tabaksdoos al is de looptijd meestal relatief kort. De kwetsbaarheid van organische materialen of beschilderd blik is de reden dat zij snel weer van de markt verdwijnen. Daarmee onderstrepen zij het belang van messing en koper ten opzichte van de alternatieve materialen.

De traditie nader samengevat

Het mag duidelijk zijn dat de Hollandse tabaksdoos van messing of koper van 1620 tot ver in de negentiende eeuw een algemeen artikel is geweest dat door veel rokers dankbaar is gebruikt. Na een eerste generatie van vooral eenlingen ontstaat een vast concept. De modelijn van de Hollandse tabaksdoos wordt al snel bepaald door de in serie gemaakte tabaksdoos die steeds bij grotere aantallen wordt geproduceerd. Vanaf 1650 biedt de markt een breed aanbod, al is hiervan weinig overgeleverd. De ontwikkeling van de tabaksdoos voert ons langs talloze veranderingen zowel in de vorm, de techniek als in de sluiting van de doos. De decoratie is vanaf 1660 gericht op graveerwerk, terwijl messing het hoofdmateriaal wordt. Tegen het eind van de zeventiende eeuw zijn de vorm en de decoratiewijze gestandaardiseerd.

In de achttiende eeuw kenmerkt de tabaksdoos zich door grote overeenkomsten, waarin kleine ontwikkelingen elkaar opvolgen. De modellen zijn goed in de tijd te plaatsen en messing wordt dikwijls met roodkoper gecombineerd om tot een breder marktaanbod te komen. Het graveerwerk blijft sterk bepalend voor het uiterlijk van de tabaksdoos en wordt toegepast van eenvoudig en schetsmatig tot minutieus en artistiek verantwoord. De onderwerpskeuze blijft beperkt al is er steeds een flinke variatie. Tegen het jaar 1800 neemt het belang van de tabaksdoos geleidelijk af en niet verwonderlijk zien we in de negentiende eeuw nog nauwelijks enige ontwikkeling. De productie zet zich steeds verder afgeslankt voort.

Over het sociale gebruik, de mode, prijs en status van de tabaksdoos zijn wij helaas beperkt geïnformeerd. Dat onderwerp is niet eenvoudig uit te diepen omdat er nauwelijks bronnen zijn. Dat maakt ook dat toeschrijving aan makers of zelfs productieplaatsen vrijwel onmogelijk is. Door de bespreking van de concurrerende materialen in dit artikel te incorporeren wordt de ontwikkeling en het gebruik van de tabaksdoos in een algemenere context geplaatst. Zij bewijst het belang van de messing en koperen doos als inspiratiebron maar vooral als mainstream binnen een populair gebruiksartikel.

Duidelijk is dat de tabaksdoos van messing of koper als gebruiks- en statusartikel een algemeen gangbaar voorwerp is geweest met een wijde verbreiding. Het voorwerp is nauw verbonden met het tabaksgebruik en de roker en dat maakt dat de tabaksdoos een prominente plaats inneemt in de cultuurgeschiedenis van het roken. Daarnaast is de uitbeeldingswereld gevarieerd en vertelt ons de verhalen die in voorbije eeuwen populair waren.

© Don Duco, Stichting Pijpenkabinet, Amsterdam, 2012.

Afbeeldingen

1. Tabaksdoos met schilpad schilden als deksel en bodem. Nederland, 1680-1710.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.719

2. Tabaksdoos van gepolijste schildpad met zilvermontage. Nederland, 1630-1660.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.325

3. Tabaksdoos van gepolijste schildpad met messingmontage. Nederland, 1660-1690.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.716

4. Tabaksdoos van gepolijste walvisbalein met messingmontage. Nederland, 1670-1700.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.720

5. Tabaksdoos van schelp met messing montage en opschrift. Noord-Holland, 1690-1715.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.718

6. Tabaksdoos met ovaal model in zogenaamde Sawasa techniek. Japan, 1690-1720.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 1.083

7. Tabaksdoos van schildpad met zilvermontage met gegraveerde decoratie. Nederland, 1740-1755.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.722

8. Tabaksdoos van schildpad met zilvermontage. Nederland, 1750-1780.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 3.561

9. Tabaksdoos van gedrukt walvisbalein met twee zittende rokers aan een tafel. Nederland, 1750-1780.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 18.446

10. Tabaksdoos van geschilderd blik. Duitsland, Braunschweig, 1830-1860.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 16.418

11. Tabaksdoos van palmhout met Bijbelse voorstelling van de intocht in Jeruzalem. Zeeland, gedateerd 1822.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.733

12. Tabaksdoos van hout met ovale vorm met snijwerk. Friesland, St. Jacobiparochie, 1850-1870.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.734

13. Tabaksdoos van leer. Nederland, Friesland, 1860-1890.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.480

Catalogus


Doos 1
 Email cloisonné

01-20.711-tobaccobox-cloisonnee
Catalogs 1a. APM 20.711
01-20.711-tobaccobox-cloisonnee-brass
Catalogs 1b. APM 20.711

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Vroegst bekende tabaksdoos met nog duidelijke renaissance kenmerken. Het chique voorkomen van deze doos onderstreept het grote belang van de tabak in de hogere sociale kringen. Technisch gezien gaat het om een knap stukje vakmanschap gemaakt door een ambachtsman die gewoon was totaal andere voorwerpen te maken. De opstaande wand van het doosje is uit een enkel stuk plaatmessing gebogen, de vouwranden zijn aan de binnenzijde eerst ingevijld om de juiste scherpte van de hoeken te krijgen en om inscheuren van het messing te voorkomen.
Datering: 1620-1630
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.711


Doos 2 Offer van Abraham

02-20.712-tobaccobox-abrahams-offer
Catalogs 2a. APM 20.712
02-20.712-tobaccobox-abrahams-offerande
Catalogs 2b. APM 20.712
02-20.712-tobaccobox-offer-abraham
Catalogs 2c. APM 20.712

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Een prachtig en welverzorgd tabaksdoosje duidelijk in serie gemaakt. De gedrukte opstaande wand is daarvan het eerste bewijs, de gietvorm voor het deksel het tweede. Het opschrift "RA" staat voor Rex Abraham, de "I" voor Isaak, de initialen eronder refereren aan de maker "ZZ" vermoedelijk werkzaam in "IS" (Iserlohn).
Herkomst: Iserlohn
Datering: 1630-1640
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.712

Doos 3 Applique met vorstenportret

03-03.262-tobaccobox-gustaaf-adolf
Catalogus 3a. APM 3.262
03-03.262-tobaccobox-sweden-1631
Catalogus 3b. APM 3.262
03-03.262-tobaccobox-sweden-adolph-1631
Catalogus 3c. APM 3.262
03-03.262-tobaccobox-sweden-1631-coin
Catalogus 3d. APM 3.262
03-03.262-tobaccobox-sweden-gustave-adolph
Catalogus 3e. APM 3.262

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: De voorgestelde is koning Gustaaf Adolf II van Zweden (1611-1632), geboren in 1594 en overleden in 1632. Gustaaf Adolf was Lutheraan en verdediger van het protestantisme in Duitsland. Dat deed hij vanaf 1630 gewaperderhand en met succes tot zijn nederlaag in 1632 volgde. Vertaling van de Latijnse spreuk: "Door God en de wapens (is hij) overwinnaar". De afbeelding is pro-protestants en dus contra katholiek.
Een prachtige zware messing doos met een bijzondere vorm al is deze vaker toegepast. Kenmerkend is de techniek waarin deze gemaakt is, namelijk niet uit messingplaat geslagen maar als gietwerk uitgevoerd. Bewijs voor de vroege datering is de pijpenstopper aan de binnenzijde van de doos, op de plaats van de scharnier. Onverwacht is dat deze stopper volledig ongeprofileerd is hetgeen gezien de bijzondere vormgeving van de doos opmerkelijk is. De decoratie is meegegoten en de maker gebruikte een bestaande plaquettepenning die hij in het gietzand afdrukte zodat de voorstelling zo gemakkelijk gereproduceerd kon worden.
Kenmerkend aan deze dozen is de sluithaak waarmee het deksel op de doos wordt vergrendeld. Dat was nodig omdat een vlak deksel zonder geprofileerde rand te snel opengaat. Aan de onderzijde is door de eigenaar het eigendomsmerk met de letters “AP” ingekrast.
Interessant aan dit object is de datering die voorkomt op de bodem van de doos en in piepkleine cijfers als begin en eind van het opschrift het jaartal 1631 te lezen geeft. Dit jaartal voert overigens terug naar de historische gebeurtenis in de penning uitgebeeld. 
Een standaard doostype, serieel gemaakt in een ruime variatie, in dit geval voor de verkoop naar Sandinavië. 
Herkomst: Amsterdam
Datering: 1645-1665
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 3.262

Doos 4 Applique met jeugdige stadhouder

04-20.713-tobaccobox-orange-prince-lion
Catalogus 4a. APM 20.713
04-20.713-tobaccobox-prince-of-orange
Catalogus 4b. APM 20.713
04-20.713-tobaccobox-prince-hook
Catalogus 4c. APM 20.713
04-20.713-tobaccobox-prince-of-orange-ownersinitials
Catalogus 4d. APM 20.713

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Voor de voorstelling op het deksel werd gebruik gemaakt van een plaquettepenning van Pieter van Abeele uit 1654 en dat jaartal wordt ook vermeld. Het reliëf op de bodem wordt ook in combinatie met andere voorstellingen toegepast. Zie daarvoor catalogus 5.
Literatuur: Choix de Monnaies et Médailes du Cabinet Royal de la Hayé, Den Haag, 1911, nr. 232. Afbeelding van een penning met borstbeeld van prins Willem III met eronder in rechthoekige cartouche "WILHELMVS III D.G. PRINC:ARAVS. ETC", rond de voorstelling een tak met onder andere Oranjeappels, penning gemaakt door Pieter van Abeele als hommage aan de prins en zijn moeder, naast de rechthoekige cartouche de datering "AN 1654".
Herkomst: Amsterdam
Datering: 1655-1665
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.713

Doos 5 Reliëfvoorstelling stadhouder te paard

05-20.714-tobaccobox-oranjeprins-te-paard
Catalogus 5a. APM 20.714
05-20.714-tobaccobox-prince-of-orange-lid
Catalogus 5b. APM 20.714
05-20.714-tobaccobox-prince-of-orange-lion
Catalogus 5c. APM 20.714
05-20.714-tobaccobox-prince-of-orange-tamper
Catalogus 5d. APM 20.714

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: De gietmal voor de doos is dezelfde als die van catalogus 4, de deksel is echter gemoderniseerd. Overigens zijn beide dozen gegoten in een sterk gesleten mal.
Twee van deze kantige tabaksdozen werden in 1972 geborgen uit het in 1667 vergane uit Genua afkomstige schip de Santo Christo de Castello. Het schip had in Amsterdam geladen en verging bij Mullion Cove in Cornwall. De verblijfplaats van de tweede doos is onbekend.
Herkomst: Amsterdam
Datering: 1665-1667
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.714

Doos 6 De smaak

06-09.655-tobaccobox-de-smack-the taste
Catalogus 6a. APM 9.655
06-09.655-tobaccobox-the-taste
Catalogus 6b. APM 9.655
06-09.655-tobaccobox-the-taste-amsterdam
Catalogus 6c. APM 9.655

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Eenvoudige gehamerde tabaksdoos met een goede gebruikswaarde, echter niet duurzaam met als zwak punt de scharnier. De datering rond 1660 sluit aan bij een vergelijkbare doos met op de deksel een overeenkomstige gravering met het jaartal 1657. Van dergelijke dozen zijn talloze exemplaren bekend die in dezelfde stijl en dus vermoedelijk in dezelfde werkplaats zijn gemaakt. Het gaat duidelijk om seriële productie van eenvoudig koperwerk dat met een gravure wordt opgeleukt. Het zijn gewone gebruiksdozen en daarop wijst het dunne messingplaat en ook de eenvoudige wijze van graveren. Mogelijk is de tak met vruchten een verhuld symbool voor Oranje en in dat geval is sprake van een pro-Oranje voorwerp. Varianten op deze voorstelling tonen het stadsgezicht van Zwolle en dat van Amsterdam. 
Herkomst: Amsterdam
Datering: 1650-1665
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 9.655

Doos 7 Balein bodem en deksel

07-20.721-tobaccobox-harts-brass
Catalogus 7a. APM 20.721
07-20.721-tobaccobox-hartjes-balein
Catalogus 7b. APM 20.721

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Naast de uit walvisbalein gemaakte bodem en deksel zijn de decoraties van genagelde hartjes en rechthoeken versierd met ringetjes op de zijkanten ongewoon.
Herkomst: Groningen?
Datering: 1670-1700
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.721

Doos 8 Stadsgezicht met geheim slot

08-19.090-tobaccobox-maastricht-lock
Catalogus 8a. APM 19.090
08-19.090-tobaccobox-secret-lock-maastricht
Catalogus 8b. APM 19.090

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Een bijzondere doos om verschillend redenen. Ten eerste betreft het een overgangstype: de ronde doos met lensvormige bodem en deksel is maar korte tijd geleverd en bestaat niet in één standaardtype. Kenmerkend hier is nog het voorkomen van een pijpenstopper aan de binnenzijde van de doos, die wijst op een datering vóór het jaar 1700. Na die datum worden de pijpenkoppen trechtervormig en is het gebruik van een stopper minder noodzakelijk,
Een tweede bijzonderheid is het aanbrengen van een slot op de doos. Dit had twee redenen, het dragen van de doos aan een ceintuur mogelijk te maken en de eigenaar voor klaplopers te behoeden. Dankzij het slot kon de doos niet onverwacht open gaan. Aan de binnenzijde is dit slot voorzien van de ingeslagen initialen vermoedelijk van de maker. De doos opent met de pijl op het cijfer VIII.
De gravering is tamelijk eenvoudig. Centraal op het deksel is de cijferring van een klok aangebracht met een enkele wijzer zoals in die tijd gebruikelijk. Met die wijzer wordt het slot bediend. Rondom deze voorstelling zien we een tak met repeterende gestileerde bladeren met een vorm die door de richting van de burijn is bepaald. Langs de buitenzijde van de doos is een soortgelijke rondlopende bladertak aangebracht. Aan de onderzijde is de voorstelling in een dubbele cirkel geplaatst die blijkbaar met de tong tussen de tanden is gegraveerd en bovenaan niet geheel aansluit. Binnen deze cirkel zien we het stadsprofiel van Maastricht met een wirwar aan torens en op de voorgrond huizen met schuine daken. De zwik aan de onderzijde is op weinig geslaagde wijze met dezelfde primitieve bladeren ingevuld. De toelichtende tekst is in blokletters langs de bovenzijde van het stadsprofiel gegraveerd en sluit speculatie over de afgebeelde stad uit.
Datering: 1680-1700
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.090

Doos 9 Bijbeldoos met dubbele deksels

09-20.723-tobaccobox-binnendeksels-bijbels
Catalogus 9a. APM 20.723
09-20.723-tobaccobox-double-lid-biblical
Catalogus 9b. APM 20.723
09-20.723-tobaccobox-double-lids-biblical
Catalogus 9c. APM 20.723
09-20.723-tobaccobox-double-lids-biblical-innerlid
Catalogus 9e. APM 20.723
09-20.723-tobaccobox-double-lids-biblical-toplid
Catalogus 9f. APM 20.723

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Een pronkdoos in twee opzichten. Ten eerste het feit dat deksel en doos in reliëf zijn uitgevoerd, een werkwijze die hoogst ongebruikelijk was. Ten tweede door de dubbele deksel en bodem die rijk gegraveerd zijn. Alle gravures zijn door dezelfde, zeer bekwame graveur uitgevoerd, waarbij een prentenbijbel als voorbeeld is gebruikt. Zowel in positief als in negatief beeld zijn enige duidelijk naar Matthaeus Merian en enige andere een vrije interpretatie van de prentenbijbel van Schut, die Merian weer navolgde. Gezien de prachtige randversiering met vogels en gestileerde bladeren en de verdere aanwezige symboliek van parende duiven en wroetende mollen, een olifant en drakenkoppen wortelt de doos duidelijk in de zeventiende eeuw. De prentenbijbel van Schut verscheen in 1659 doch de doos is veel later ontstaan.
Literatuur: Claire Le Corbeiller, Alte Tabaksdosen aus Europa, afb. 434. Een sterk vergelijkbaar stuk bevindt zich in de collectie van het Museo del Palazzo di Venezia in Rome.
N.I. Schadee, Zilverschatten, drie eeuwen Rotterdams zilver, Rotterdam, 1991, p 81, cat. 89. Zilveren doos door Van de Abeelen, Rotterdam, qua vorm en montage identiek en gedateerd eerste kwart achttiende eeuw.
Herkomst: Rotterdam?
Datering: 1680-1720
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.723

Doos 10 Bijbeldoos Christus en Johannes

10-00.449-tobaccobox-brass-christ
Catalogus 10a. APM 449
10-00.449-tobaccobox-christ-1
Catalogus 10b. APM 449
10-00.449-tobaccobox-christ-johannes
Catalogus 10c. APM 449
10-00.449-tobaccobox-christ-john
Catalogus 10d. APM 449

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Eenvoudig maar degelijk product. Kenmerkend is de platte ovaalvorm, die het gemakkelijk tussen de kleren wegsteken garandeert. Het vroege voorkomen van deze doos wordt bevestigd door de geringe hoogte en wijst op een tijdvak waarin de tabak nog in bescheiden hoeveelheden werd bewaard. De vroege vorm maakt ook dat wij hier een pijpenstopper in de deksel zouden kunnen aantreffen, hetgeen echter niet het geval is. De datering zal rond of niet lang na het jaar 1700 liggen.
Datering: 1690-1720
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 449

Doos 11 Moraliserende afbeelding

11-19.141-tabaksdoos-oval-moral
Catalogus 11a. APM 19.141
11-19.141-tabaksdoos-oval-quat-wijf
Catalogus 11b. APM 19.141
11-19.141-tobaccobox-oval-lions
Catalogus 11c. APM 19.141
11-19.141-tobaccobox-oval-lissabon
Catalogus 11d. APM 19.141
11-19.141-tobaccobox-oval-moral-scene
Catalogus 11e. APM 19.141

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Standaard doos met een moraliserende voorstelling. De graveertrant is hier al tamelijk vluchtig en dat getuigt van productie in een grote serie. De drie gedrukte randen die samen met de opstaande wand de zijkant vormen zijn van ondefinieerbare graveersteken voorzien, die een perkenindeling veronderstellen maar puur ornamenteel zijn. De twee stootranden hebben een kabelmotief. Hoewel overversierd benadrukken de ornamenten het eenvoudige karakter van de doos.
Aardig is dat het sluitwerk van de doos werd aangepast. Als gebruiksartikel ging deze doos naar India waar zij overeenkomstig het gebruik aldaar van een extra slot is voorzien. Dat bestaat uit een tweekakige scharnier waarin een losse pen als sluitborg dienst doet. Uiteindelijk is de doos als souvenir terug gekomen in Lissabon. 
Datering: 1720-1740
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.141

Doos 12 Miniatuur

12-20.724-tobaccobox-miniature
Catalogus 12a. APM 20.724
12-20.724-tobaccobox-small-size-miniature
Catalogus 12b. APM 20.724

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Een prachtig voorbeeld van een in klein bestek uitgevoerde tabaksdoos die als curiositeit gemaakt kan zijn maar vermoedelijk in gebruik was voor een luxe tabakssoort, waarvoor overigens in die periode ook speciale kleingekopte pijpen verkrijgbaar waren. De wijze van graveren is hier aangepast aan het formaat want er is van fijnere burijnen gebruik gemaakt terwijl ook de voorstelling zelf eenvoudig is.
Datering: 1720-1760
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.724

Doos 13 Susanna bespiedt

13-16.088-tobaccobox-silverinlay-susanna-bathing
Catalogus 13a. APM 16.088
a
Catalogus 13b. APM 16.088
13-16.088-tobaccobox-silverinlay-susanna-in-bath
Catalogus 13c. APM 16.088

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Standaard doosvorm maar door een specifieke decoratie uitzonderlijk. Ten eerste is de doos gemaakt van roodkoper, hetgeen niet gebruikelijk is. Vervolgens is deze ingelegd met zilver, waarna een fijnere, artistieke gravering werd aangebracht dan doorgaans het geval is. Zodoende ontstond een ongebruikelijk effect met een geheel eigen uitstraling, in sterk contrast met de standaarddoos uit die periode.
Datering: 1740-1770
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 16.088

Doos 14 Elias en David

14-04.496-tobaccobox-david-elias
Catalogus 14a. APM 4.4968
14-04.496-tobaccobox-elias-damascener
Catalogus 14b. APM 4.4968
14-04.496-tobaccobox-elias-david
Catalogus 14c. APM 4.4968
15-04.496-tabaksdoos-elias-david
Catalogus 14d. APM 4.4968

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Een bijbeldoos met een prachtige vorm, een zware uitvoering en een kenmerkende gravering, als is deze door zijn intensiteit wel wat opdringerig. De hoofdvoorstellingen zijn in een bescheiden medaillon op deksel en bodem geplaatst en die medaillons hebben heel toepasselijk dezelfde contour als de dooseinden. Rondom het medaillon is ornamentiek aangebracht. Ook de opstaande randen zijn versierd met uitbundig graveerwerk bestaande uit bladerornamenten al is de uitvoering aan de voorzijde zorgvuldiger dan aan de zij- en achterkanten. De staat is nagenoeg ongeschonden en geeft daarmee een goed beeld van hoe een tabaksdoos er indertijd als nieuw artikel uit zag.
Datering: 1740-1760
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 4.496

Doos 15 Zeven provinciën

15-18.461-tobaccobox-provinces-trade
Catalogus 15a. APM 18.461
15-18.461-tobaccobox-seven-provinces
Catalogus 15b. APM 18.461
15-18.461-tobaccobox-seven-provinces-trade
Catalogus 15c. APM 18.461
15-18.461-tobaccobox-trade-provinces
Catalogus 15d. APM 18.461

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: De rechthoekige vorm van deze doos, die een tamelijk compact voorkomen heeft, is op het deksel en op de bodem voorzien van een fijn gegraveerde voorstelling, terwijl de randen en de opstaande zijde juist onversierd zijn gebleven. Op die wijze is een subtiel contrast ontstaan. Het onderwerp is nationalistisch van thema. Op de deksel zijn de wapens van de Zeven Verenigde Provinciën aangebracht, in een rij naast elkaar, langs de onderrand voorzien van ornamentwerk. Deze ornamenten worden centraal doorbroken door het wapenschild van de stad Rotterdam gehouden door staande leeuwen. Hoewel de gravering fijn is uitgevoerd, is de rangschikking van de motieven niet erg treffend. Zo komt de slingerende rank niet optimaal tot zijn recht doordat deze tegen een gearceerd fond is geplaatst. De voorstelling zelf laat onverwachte graveervariaties zien, zoals bijvoorbeeld het wapen van Gelderland dat in een schild met afgeschuinde hoeken is geplaatst en een contrast vormt met de andere schilden. Ongetwijfeld wijst dit terug naar een specifiek graveervoorbeeld. In de kronen van de wapenschilden is ook enige variatie aangebracht. Opmerkelijk is het wapen van de provincie Holland dat centraal staat en in een ovaal geplaatst is zodat het belang van deze provincie wordt benadrukt. De leeuw bij dit wapen is wel heel erg vrij weergegeven: hij wordt van achteren gezien in plaats van opzij en dat is vanuit heraldisch oogpunt een onaanvaardbare vrijheid. Het aantrekkelijke graveerwerk spreekt vooral uit de bodem van de doos, met een allegorische voorstelling opgedragen aan het welzijn van het land. Hier worden Neptunes en de Hollandse Maagd aanbeden en krijgen allerlei geschenken aangeboden. Deze doos, hoewel niet rechtstreeks aan de stadhouder opgedragen, straalt toch de zweem van de opkomende Orangist uit. Opmerkelijk is verder dat er geen tekst op de doos voorkomt.
Het subtiele graveerwerk op deze bescheiden doos vormt een groot contrast met vergelijkbare dozen uit diezelfde periode. De kwaliteit van de doos blijkt niet alleen uit het graveerwerk maar ook uit de zorgvuldige scharnier met maarliefst zes kaken. Wonderlijk genoeg is deze scharnier niet uit de opstaande zijde van de deksel gemaakt, maar is deze los ingesoldeerd. Het lijkt er op dat er met het knippen en buigen van de hulzen iets is misgegaan, waardoor tot deze oplossing is over gegaan.
Datering: 1730-1750
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 18.461

Doos 16 Schuifjes met verborgen scènes

16-20.725-tobaccobox-erotic-scene
Catalogus 16a. APM 20.725
16-20.725a-tobaccobox-erotical-copper-fortune
Catalogus 16b. APM 20.725
16-20.725a-tobaccobox-erotical-coppper
Catalogus 16c. APM 20.725
16-20.725a-tobaccobox-erotical-depiction
Catalogus 16d. APM 20.725
16-20.725a-tobaccobox-erotical-dutch
Catalogus 16e. APM 20.725
16-20.725a-tobaccobox-erotical-engraving
Catalogus 16f. APM 20.725
16-20.725a-tobaccobox-erotical-scene
Catalogus 16g. APM 20.725

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Een buitengewoon luxe doos in meerdere opzichten. Zij stamt uit de bloeiperiode van het graveerwerk en sluit aan op de rechthoekig doos onder catalogusnummer 14. Hier zijn vier verborgen voorstellingen aangebracht, terwijl de meeste van dergelijke dozen maar twee schuifjes hebben. Daarnaast is het binnendeksel inwendig met zaagwerk versierd. Overigens sluit dit thema maar matig aan bij het erotische onderwerp van de doos. Het is een pronkdoos, meer een vitrinestukje voor de nouveau riche dan een gebruiksartikel.
Datering: 1740-1760
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.725

Doos 17 Veepest

17-20.727-tobaccobox-amsterdam-veepest
Catalogus 17a. APM 20.727
17-20.727-tobaccobox-veepest
Catalogus 17b. APM 20.727

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Opvallend is de buitengewoon zware uitvoering van het messingplaat. 
De voorstelling op de bodem werd nagegraveerd van een prent uitgebracht in 1745. Volgens Brongers gemaakt in Amsterdam tussen 1719 en 1726 toen de veepest heerste. Nederland werd echter door drie veepesten getroffen, namelijk van 1713-1720, van 1744-1765 en van 1768-1786. Het kloeke formaat van de doos wijst bovendien op een latere datering.
Herkomst: Amsterdam?
Datering: 1745-1765
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.727

Doos 18 Zeevaartdoos van Holm

18-17.128-tobaccobox-holm-calendar
Catalogus 18a. APM 17.128
18-17.128-tobaccobox-holm-zeevaart
Catalogus 18b. APM 17.128

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Zogenaamde Holm-doos volgens zeggen vanaf 1728 in omloop gebracht door Pieter Holm, een Zweedse koopman die zich in Amsterdam vestigde. Deze uit Zweden afkomstige zeeman leidde een zeevaartschool in Amsterdam en verkocht daarnaast kaarten, nautische instrumenten en naar het schijnt ook tabaksdozen. Na zijn dood in 1776 werd de productie van de dozen door zijn leerling Arend Swieter voortgezet. De laatste vier cijfers op de tabel vormen de datering van de doos.
Een kenmerkende gravering in honderden misschien wel enige duizenden exemplaren uitgevoerd in opdracht van Pieter Holm. In artistiek opzicht valt aan deze dozen niet veel te beleven. Vrijwel zonder uitzondering tonen zij aan de ene zijde de eeuwigdurende kalender en aan de andere kant een tabel om de snelheid van het schip uit te rekenen. Ter weerszijden van de tabellen staan in cirkelvormige medaillons portretten van Julius Caesar, Romeins keizer voorzien van het jaartal “VOOR KRIST 45” en die van paus Gregorius en het jaartal “1582”. In een aantal gevallen is abusievelijk het jaar 1482 gegraveerd. De beide portretten duiden op de Juliaanse en de Gregoriaanse tijdberekening. De vier cijfers rechts onderin de kalender geven de datering van de doos aan, in dit geval gaat het om de oudst bekende doos namelijk uit 1729. Klein en vooral plat exemplaar dat overigens goed aansluit bij de vroege langwerpige doos. Wel zwaar van uitvoering en dus degelijk in het gebruik.
Herkomst: Amsterdam
Datering: 1729-1730
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk17.128

Doos 19 Stadhouder en stadhouderlijke wapen

19-03.236-tobaccobox-stadhouder-provinces
Catalogus 19a. APM 3.236
19-03.236-tobaccobox-stadtholder-arms
Catalogus 19b. APM 3.236
19-03.236-tobaccobox-stadtholder-william-iv
Catalogus 19c. APM 3.236

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Rechthoekige tabaksdoos maar met een maatverhouding die meer breed en minder lang is en kenmerkend voor het midden van de achttiende eeuw. Langs de deksel en de bodem een afgeschuind profiel. De voorstelling is pro-Oranje en vertoont het kniestuk van prins Willem IV met eronder de wapens van de Zeven Provinciën waarover hij stadhouder was. Op de zijkant een aan de jacht ontleende voorstelling. Een gat onder de scharnier van deze doos veronderstelt een ketting waarmee het object aan een ceintuur gedragen is.
Datering: 1745-1755
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 3.236

Doos 20 Godsdienstige rebus

20-20.728-tobaccobox-rebus
Catalogus 20a. APM 20.728
20-20.728-tobaccobox-rebus-2
Catalogus 20b. APM 20.728

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Doostype gekenmerkt door een schuinse rand op deksel en bodem, die het wegsteken tussen de kleding vergemakkelijken. Voorstelling gegraveerd naar een prent van "DE KLEINE PRINT-BIJBEL", Amsterdam, Dirk van der Linden, 1754, pag. 51 met de rebus als voorbeeld voor deze doos.
Datering: 1755-1785
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.728

Doos 21 Leven van Christus

21-20.730a-tobaccobox-bijbel-christ
Catalogus 21a. APM 20.730
21-20.730a-tobaccobox-bible-christ
Catalogus 21b. APM 20.730
21-20.730a-tobaccobox-bible-christ-apostles
Catalogus 21c. APM 20.730

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Een specifieke wijze van graveren die van de standaard afwijkt. De voorstelling is niet opgebouwd uit doorlopende lijnen maar uit korte haaltjes. Zowel door zijn lage platte model als door zijn decoratieconcept en wijze van graveren een opmerkelijke en atypische doos. Is het toeval dat de eerste vierpas niet voorzien is van de guirlandes opgehouden door de engeltjes? Opmerkelijk is ook de enkelkakige scharnier.
Herkomst: Nederland 
Datering: 1780-1830
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.730

Doos 22 Erotisch getint

22-20.726-tobaccobox-moralistic
Catalogus 22a. APM 20.736
22-20.726-tobaccobox-couple-love
Catalogus 22b. APM 20.736
22-20.726-tobaccobox-love-couple
Catalogus 22c. APM 20.736
22-20.726-tobaccobox-love-couple-detail
Catalogus 22d. APM 20.736

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Een uitgebreid gegraveerde doos maar weinig artistiek uitgevoerd. Deksel en doosbodem zijn nogal krasserig waarbij een soort schrijnvoorstelling is weergegeven met tegen de achtergrond dichte schuinse arceringen. Wordt hier gepoogd de doos in twee kleuren koper na te bootsen? De opstaande wanden dragen uitgebreide opschriften over twee regels.
Datering: 1745-1770
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.726

Doos 23 Wapen Batavia

23-20.731-tobaccobox-arms-of-batavia
Catalogus 23a. APM 20.731
23-20.731-tobaccobox-batavia-coat-of-arms
Catalogus 23b. APM 20.731
23-20.731-tobaccobox-arms-batavia
Catalogus 23c. APM 20.731

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Opmerkelijk van opzet door het openzagen van het deksel en de bodem, waardoor de voorstelling meer reliëf krijgt al blijft de uitwerking sterk tweedimensionaal. Brongers veronderstelt als productieplaats Amsterdam. Het graveervoorbeeld voor het wapen is het merkvignet van Abraham van den Berg uit Gouda waarbij het pijpenmakersmerk gehouden wordt door twee zittende arenden, het wapen van Batavia wordt gehouden door staande leeuwen. 
Literatuur: Catalogus Kleykamp, nummer 43: Een vergelijkbare opengewerkte doos af met het wapen van Amsterdam op de deksel en de moraliserende voorstelling op de bodem.
Herkomst: Amsterdam?
Datering: 1745-1775
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.731

Doos 24 Rozetten met moralistische vulling

24-09.600-tobaccobox-rosettes
Catalogus 24a. APM 9.600
24-09.600-tobaccobox-rosettes-moral
Catalogus 24b. APM 9.600
24-09.600-tobaccobox-rosettes-moral-interior
Catalogus 24c. APM 9.600
24-09.600-tobaccobox-rozetten-relief
Catalogus 24d. APM 9.600

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Een opvallende doos niet vanwege de vorm maar om de gedrukte rozetten en het verhoogde cartouche op de deksel en de bodem. Een dergelijke gedrukte versiering is voor een Hollandse tabaksdoos niet erg algemeen. Het reliëfwerk vervult een bijzondere rol in het concept van de decoratie. Door het flensen van de decoratieve elementen bleef voor het graveerwerk weinig ruimte. Toch is de moralistische voorstelling expliciet aanwezig. Aan de binnenzijde is de doos van rode verf voorzien, mogelijk dat dit tegen bijsmaak gebeurde. 
Datering: 1740-1770
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 9.600

Doos 25 Vorst en veldslag

25-15.553-tobaccobox-iserlohn-battle
Catalogus 25a. APM 15.553
25-15.553-tobaccobox-iserlohn-royal
Catalogus 25b. APM 15.553


Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Iserlohn doos met op het deksel het staande portret van koning Frederik de Grote, op de keerzijde een veldslag. Makersmerken AKM en IAKM. Kenmerkende doos voor de productieplaats met een stoere en indringende voorstelling die naadloos aansluit bij de andere mechanische gedrukte seriematige dozen uit dat centrum. 
Literatuur: Vgl. Wolf-Dieter Könenkamp, Iserlohner Tabaksdosen, Bilder einer Kriegszeit, Münster, 1982, pag. 20, Abb 17. (bodem met staande vorst) Idem, pag. 48, Abb 78. (deksel)
Herkomst: Iserlohn, Johann Adolph Keppelmann
Datering: 1755-1785
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 15.553

Doos 26 Borstbeeld keizer en slagveld

26-20.729-tabaksdoos-emperor-battle
Catalogus 26a. APM 20.729
26-20.729-tabaksdoos-emperor-bust
Catalogus 26b. APM 20.729
26-20.729-tobaccobos-iserlohn-copper
Catalogus 26c. APM 20.729
26-20.729-tobaccobos-iserlohn-detail
Catalogus 26d.  APM 20.729

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Kenmerkend voor de Iserlohner dozen is dat de vorst pontificaal op de voorzijde staat afgebeeld en dat dit vaak verticaal gebeurde. Als gebruikelijk is de onderzijde van de doos gereserveerd voor een scène met veldslag. Als kleine compacte doos is dit een buitenbeentje van de Iserlohner industrie.
Herkomst: Iserlohn
Datering: 1757-1765
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.729

Doos 27 Hemelvaart

27-19.892 -tobaccobox-religious-hemelvaart
Catalogus 27a. APM 19.892
27-19.892-tabaksdoos-religious-christ
Catalogus 27b. APM 19.892

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Afgebeeld is het Pinksterwonder met de vier evangelisten en scènes uit het leven van Jezus Christus. Karakteristiek voor de productie uit Iserlohn. Toch wijzen de volmaakte spelling van de Nederlandse tekst op makelij op onze bodem, een Duitse versie zou ongemerkt enkele spelfouten bevatten. Daarnaast is het plaatmateriaal lichter dan wat uit Iserlohn bekend is en dat maakt de doos weinig slijtvast. Opvallend is de scharnier die vierkakig is en afwisselend uit lange en korte hulzen bestaat. 
Herkomst: Nederland?
Datering: 1760-1775
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.892

Doos 28 Stadsgezicht en wapen van Haarlem

29-00.993-tobaccobox-flusingue
Catalogus 28a. APM 20.732
28-20.732-tobaccobox-haarlem-townview
Catalogus 28b. APM 20.732
28-20.732-tobaccobox-arms-of-haarlem
Catalogus 28c. APM 20.732

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Deksel gegraveerd naar een bestaande reeds verouderde prent, de keerzijde met het wapen van de stad Haarlem toont de stijl van die dagen gerelateerd aan Lodewijk XVI waarbij een eenvoudig stadswapen op een leeg veld mede zo is uitgevoerd om op de graveertijd te besparen. De rozetten op de bodem zijn niet heel logisch omdat zij maar op vier van de acht hoeken zijn aangebracht.
Datering: 1780-1800
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.732

Doos 29 Stadsgezicht en wapen van Vlissingen

29-00.993-tobaccobox-flusingue
Catalogus 29a. APM 993
29-00.993-tobaccobox-vlissingen-wapen
Catalogus 29b. APM 993
29-00.993-tobaccobox-flusingue-arms
Catalogus 29c. APM 993

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: De doosvorm met zijn puntige einden sluit aan bij de stijl van de empire. De voorstelling is vermoedelijk naar een historische prent gegraveerd en zal eerder gelijkenis vertonen met het stadsgezicht uit de zeventiende eeuw dan met dat van de tijd van ontstaan van de doos. Ook hier gaat het om een in serie gemaakt voorwerp en er zijn varianten bekend met de stadsgezichten van onder andere Den Haag en Den Bosch. Onder invloed van de Lodewijk XVI-stijl is de onderzijde van de doos niet langer druk versierd, maar is hierop een eenvoudige cartouche aangebracht met het stadswapen van Vlissingen geflankeerd door enkele gestileerde blaadjes. 
De stijlkenmerken van de late empire maken deze doos tot een typisch tijdgebonden object al sluit de tijdloze gravering daar maar matig bij aan.
Datering: 1800-1820
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 993

Doos 30 Het landleven

30-18.280-tabaksdoos-landleven
Catalogus 30a. APM 18.280
30-18.280-tobaccobox-landleven-spreuk
Catalogus 30b. APM 18.280

Beschrijving: Klik hier.
Commentaar: Kenmerkend voor deze rechthoekige dozen zijn vaak zowel de voorstelling als de wijze van uitwerking. Wat betreft de voorstelling genieten scènes uit de landbouw en de veeteelt de voorkeur. Mede daardoor neigen wij dergelijke dozen te kenmerken als ouderwetse dozen voor de plattelander. Het opschrift is vaak enigszins moraliserend. De keerzijde sluit aan bij de mode die was ingezet tijdens de Lodewijk XVI periode, waarbij de drukke decoratie plaats maakte voor een enkel motief zoals hier een spreuk die duidt op het weren van klaplopers die uit deze royale doos hun pijp wel wilden stoppen. Typisch product voor de boerenstand, niet alleen vanwege het onderwerp maar ook vanwege het gedateerde voorkomen.
Aardig aan deze doos is dat deze later werd aangeboden door dankbare oorlogsslachtoffers uit Kuik en Grave hetgeen blijkt uit een briefje in de doos. Dozen met briefjes erin zijn geen zeldzaamheid. In het verleden heeft men al zo dikwijls gepoogd de hanenpoten van de gegraveerde teksten te ontcijferen en de moralistische boodschap vast te leggen. Bij dit briefje gaat het echter om een bedankje vanwege een genereuze gift die de ondersteunden via het Rode Kruis in 1944 vanuit Engeland hadden gekregen al dan niet rechtstreeks van Alfred Dunhill uit Londen, de laatste eigenaar van de doos. 
Datering: 1780-1820
Collectie: Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 18.280

 

Noten

[1]  O.A. van Kerkwijk, Oud-Hollandsche doozen, Kunstzaal Kleykamp, Den Haag, april-mei 1912.

2.  Mark Douma, 'Pieter Holm, zijn zeevaartschool en de tabaksdoos, die zijn naam doet voortleven', Antiekwereld, V-4, 1980, pag. 6-10.

3.  Wolf-Dieter Könenkamp, Iserlohner Tabaksdozen; Bilder einer Kriegszeit, Warendorf, 1982, pag. 14. Ernst Drossmann, Iserhlohn, Iserlohner Tabakdosen erzählen; Ein Einblick in die wirtschaftlichen, gesellschaftlichen, politischen und militärischen verhältnisse und das Aufblühen von Gewerbe, Industrie und Handel, Iserlohn, 1981.

4.  G.A. Brongers, "Tabaks- en snuifdozen", hfst. in: Schans op de grens, Boertanger bodemvondsten 1580-1850, Sellingen, 1993, pag. 463. Idem, Van Gouwenaar tot bruyèrepijp, Amersfoort, pag. 57. Amoret & Christopher Scott, Tobacco and the Collector, London, 1966, pag. 68. Vermelding van een tabaksdoos uit het jaar 1602.

5.  G.J. Winkel, “Rauchtabaksdosen aus der Zeit Friedrichs der Grossen“, Der Sammler, 1892, pag. 51-55 en 63-67.

6. Mattoon Munroe Curtis, The Book of Snuff and Snuffboxes, London, 1935, fig. 77. Octagonale tabaksdoos beschreven als snuifdoos. G. Bernard Hughes, English-Snuff-Boxes, London, 1971, foto 16. Lensvormige doos als tafelsnuifdoos beschreven.

7. Over het woord kakig zijn twee lezingen: het tellen van alle scharnierhulzen of alleen die hulzen aan één zijde die sluiten in de keerzijde. In dit artikel is voor de laatste systeem gekozen. Een enkelkakige scharnier heeft dus drie hulzen of nokken, een dubbelkakige vijf, driekakige zeven, enzovoorts.

8.  W.R. Juynboll & V. Denis, Winkler Prins van de Kunst, Amsterdam, 1958, pag. 401. Damasceren i.z. voor de mohammedaanse wereld het graveren en vooral het uitsteken en inhameren van goud en zilverdraad. John Fleming & Hugh Honour, The Penguin Dictionary of Decorative Arts, Harmondsworth, 1979, pag. 223. Inslaan van goud en zilver in staal dat meer correct inlegwerk zou moeten heten.

9.  Dr. Sabine Fellner, Die Lasterhafte Panazee, 500 Jahre Tabakkultur in Europa, Wien, 1992, pag. 57, I/46. Ovale doos met vlakke bodem en deksel, gedateeerd 1716.

10. B.W.G. Wttewaal, Nederlands klein zilver en schepwerk, 1650-1880, Abcoude, 1994, pag. 238, afb. 737-738. Zilveren doos met dezelfde vorm, gedateerd op c. 1690.

11. K.A. Citroen e.a., Meesterwerken in zilver, Amsterdams Zilver 1520-1820, Lochem, 1984, pag. 125, nr. 133. Hendrina den Das, 1748.

12. O.A. van Kerkwijk, Oud-Hollandsche doozen, Kunstzaal Kleykamp, Den Haag, april-mei 1912, nr. 10. Zilveren doos gedateerd 1754. Wttewaal, (Nederlands klein zilver), pag. 244, afb. 757, datering 1761 maar reeds met kantige einden.

13. Onno ter Kuile, Koper & Brons, 's-Gravenhage, 1986, pag. 267, nr. 355. Rechthoekige doos (à surprise) gedateerd op 1e kwart 18de eeuw. pag. 268, nr. 356, idem, eveneens eerste kwart 18de eeuw.

14. Ter Kuile, (Koper & Brons), pag. 268, nr. 357. Langwerpige doos met afgeschuinde hoeken (opengezaagd), 1e kwart 18de eeuw.

15. Georg Alfred Brongers, Van gouwenaar tot bruyèrepijp, Amerongen, 1978, pag. 60. Doos met gegraveerd stadsgezicht van Leiden.

16. E.M.Ch.F. Klijn, "Schildpadpantsers, verwerkt tot doosjes", Antiek, Jrg. 5, nr. 9, april 1971, 548-553.

17. Claire Le Corbeiller, Alte Tabaksdosen aus Europa, München, 1966, afb. 434. Museo del Palazzo di Venezia, Rome.

18. J. Verbeek, Nederlands zilver 1725-1780, Lochem, 1988, pag. 35, afb. 34. Accolade doos, Amsterdam, Hendrina Das, 1748.

19. Herbert Rupp, Snuff Boxes, oder von der Sehnsucht der lüsternen Nase, Wien, 1990, pag. 183.

20. A. Graafhuis, "De Liberale gifte van 1747", Spiegel der Historie, II-12, december 1967, pag. 684. Vermoedelijk gegraveerd door Leendert Beekhuijsen in 1748.

21. Beatrice Jansen, Catalogus van Haagse zilverwerken, Den Haag, pag. 82, afb. 154. Volwassen rechthoekige doos, Den Haag, jaarletter 1789.

22. Nora Schadee, Zilverschatten, drie eeuwen Rotterdams zilver, Historisch Museum Rotterdam, 1991, pag. 146, cat. 257. Rechthoekige doos met greep, Abraham Winters, Rotterdam, 1786.

23. Detlev Richter, Lackdosen, Müchen,1988. Fabriek start in 1763, vanaf 1800 zijn de dozen uit Weissblech gangbaar.

24. D.H. Duco, Merken en merkenrecht van de pijpenmakers in Gouda, Amsterdam, 2003, pag. 101, vignet 111.

25. Zie noot 1.

26. G.A. Brongers, Achttiende eeuwse tabaksdozen uit Iserlohn, 1964, pag. 5, afb. 3.

27. Jan Veenendaal, 'Een tabaksdoos uit Sri Lanka', Aziatische Kunst, 34/1, maart 2004, pag. 3-5.

28. Don Duco, De tabaksdoos van Tamis Jansz. Witsmeer, Amsterdam, 2011.

29. M. de Bruijn, Cradock, Hallebeek, Krijgsman et al., Sawasa, Japanese export art in black and gold, 1650-1800, Amsterdam, 1998.

30. Ibidem Richter, (Lackdosen).